Stadsuitbreiding en stadsommuring in middeleeuws Roermond
10 Het einde van een tijdperk
De eerste keer dat de Kattentoren als zodanig wordt aangeduid is, voorzover bekend, op 12-06-1572. Toen besloot de Roermondse magistraat de stadsgracht te beplanten; de operatie zou worden betaald uit ‘die pennongen vanden grinden an den kattenthoeren buijten der Spuellporten’, dus uit de belastingopbrengsten van de aanslibbingen langs de St. Jansmaas buiten de Spoelpoort. De naam Kattentoren kan op verschillende manieren verklaard worden.
Om te beginnen is het denkbaar dat de naam verwijst naar het huisdier. In de stadsmuur van Roermond bevonden zich vier hoektorens, en de drie waarvan de naam bekend is lijken allemaal naar dieren te zijn genoemd: de Rattentoren, de Kattentoren en de Exterentoren (Eksterstoren). Verder kan de naam Kattentoren iets te maken hebben met de naam van naburige velden of akkers. In en om Roermond lagen enkele velden met de naam Kattenbaand of Kattenland. Eén daarvan bevond zich blijkens het tiendregister van Leeuwen uit 1480 bij Mijnheerkens. Het betrof de al genoemde haakse hoek die ontstaan moet zijn door uitslijting van de Roer/Maas waarbij de Molengriend is gevormd; dit was niet ver van de Kattentoren en het is eventueel denkbaar dat dit Kattenland vóór de uitslijting tot vlak bij de toren reikte.
Een derde, en interessantere, verklaring is de afleiding van het woord ‘kat’ in de betekenis van ‘klein geschutsplatform in de stadsmuur’ (een vertaling van het Italiaanse woord ‘gatto’). Dat zou ook verklaren waarom in de middeleeuwen nooit sprake is van een Kattentoren, want dit soort katten zijn verbonden met de vestingbouwkunst van de renaissance en verschijnen in de Nederlanden pas vanaf de tweede helft van de 16e eeuw. De ontwikkeling van de Roermondse vestingwerken in die periode hoop ik in een vervolg op dit artikel te belichten.