'Onverstoorbare
stromen' ('Des fleuves impassibles', 1997), Alain van Crugten.
Ik
kreeg dit boek vorig jaar voor mijn verjaardag. Titel noch schrijver
zeiden me iets, maar ik las het
in één ruk uit. Enkele recensies verhalen er aldus over:
“Debuutroman van een hoogleraar slavistiek in Brussel. Het
verhaal speelt zich af in Roermond en
omgeving, in een klein-seminarie te Sart-le-Duc (Rolduc?) en op het
einde in Brussel, in de jaren
1897-1914. Gerard van Melick, geboren in 1878 te Sint-Odiliënberg,
groeit op in een gezin met een zeer
autoritaire vader, die alleen oog heeft voor zijn eigen belangen en
doeleinden. De familie verhuist naar
Roermond. Gerard studeert op het klein-seminarie. De paters daar zijn
autoritair en huichelachtig. In de
loop van het romangebeuren verliest Gerard zijn r.k.-geloof. Hij maakt
kennis met een vrouw, die een hoer
blijkt te zijn. En hij loopt het meisje mis dat van hem houdt. Hij vlucht
uiteindelijk naar België en trouwt
daar. Het boek is vlot geschreven, maar is nogal wijdlopig. De typeringen
zijn zwart-wit. De historische
achtergrond is interessant. Het boek behoort tot de betere lectuur.”(Biblion
recensie, J.G.W. Gielen.)
Of, zoals Joris Vermeulen het stelt in Trouw dd. 24 april 1998: “De
onverstoorbare stromen uit de titel,
ontleend aan een gedicht van Rimbaud, (hebben) in het boek een tastbare
vorm gekregen als de Roer, die
zowel door St. Odiliënberg als Roermond stroomt, en de Maas, waarin
de Roer uitmondt. De rivier staat
voor geluk, standvastigheid, inzicht: de hoofdpersoon Gerard van Melick,
vist als onbevangen jochie
kreeftjes in de Roer, of dobbert met de wulpse Julia op het water en
beseft dat het priesterschap niet zijn
roeping is”.
Zoveel literatuur die zich afspeelt in Md. Limburg, naast Hiegentlich,
Seipgens, Nicolas, e.d., is er
nu ook weer niet. Ik werd dan ook nieuwsgierig naar de schrijver, die
zo goed op de hoogte bleek
van die Md. Limburgse situatie rondom de eeuwwisseling. En wie kon ik
daar beter naar vragen dan
kerkhistoricus en kenner van de Limburgse literatuur Peter Nissen? Ook
hij had het boek indertijd
met veel interesse gelezen en berichtte me:
“ De roman over Gerard van Melick heb ik in de Nederlandse
vertaling van Ernst van Altena indertijd (tien
jaar geleden) ook met rode oortjes gelezen wegens de vele Midden-Limburgse
verwijzingen. De in Brussel
geboren en woonachtige schrijver, die geen kleine jongen is (Onverstoorbare
stromen is bijvoorbeeld ook in
het Pools vertaald, en zelf vertaalde hij Vlaamse schrijvers als Hugo
Claus en Tom Lanoye in het Frans),
heeft voor zijn roman volop uit de familieoverlevering kunnen putten.
Hij is een achterkleinzoon van de
heerboer Jean van Crugten (St.Odiliënberg 1809-Roermond 1872),
wiens zoon Joseph Hubertus (* Beesel
1849), de grootvader dus van Alain, naar Brussel trok en daar trouwde
(1878) en er in 1925 overleed.” 1
Zoals aangegeven: het verhaal speelt zich af in Md. Limburg, met name
in St.Odiliënberg en
Roermond (en dan vooral de Voorstad St. Jacob), en gaat over een seminarist
aan het eind van de
19e eeuw, die van zijn geloof valt. De beschrijvingen van streek en
stad doen nu en dan denken aan
de beschrijvingen van ds. Craandijk van rond 1880 in zijn 'Wandelingen
in Nederland'; hetgeen niet
zo verwonderlijk is want het betreft ongeveer dezelfde tijdspanne. Wat
opviel was de gedetailleerde
kennis omtrent de historie van stad en streek (o.a. de Gelderse historie)
en de topografische kennis.
Met overigens enkele merkwaardige afwijkingen. Zo is Van Crugten tamelijk
stellig in zijn
herleiding van de naam Roermond tot de monding der Roer (p.10). Nu schijnen
de historici daar
nog niet unaniem in te zijn maar de meest gangbare verklaring is toch
dat de naam stamt van 'rurae
mundium', versterkte plaats of hoogte aan de Roer, mede vanwege de latere
verplaatsing van de
Maas naar het oosten. Peter Nissen zal in de Roermondse Stadsgeschiedenis
die hij aan het
schrijven is uitvoeriger op die kwestie terugkomen.
Andere afwijkingen die opvallen zijn de plaatsing van Rolduc ('Sart-le-Duc')
op een km of 15
afstand van de stad ('drie uur lopen', p. 79), terwijl de feitelijke
afstand het drievoudige is.
Overigens doet het paard van de familie, 'Napoleon', er zestig minuten
over, “...al naar gelang
Napoleon levendiger of slomer geweest was” (p. 72). Dat het
bij 'Sart-le-Duc' alleen maar om
Rolduc kan gaan (de flap twijfelt daarover) blijkt uit diverse passages,
zoals het leggen van een
relatie tussen Alberdingk Thijm en 'onze directeur', p. 23 (dir. Everts
was bevriend met AT); “het
seminarie van Sart-le-Duc hield de Franse naam in stand die zo'n acht
eeuwen eerder aan de abdij
gegeven was”, p. 314; er had aan het seminarie “een
grote restauratie plaatsgevonden olv de
roemrijkste der roemrijke Roermonders, de architect Cuypers”,
p. 315; enz.
Verder is hij zeer expliciet in zijn beschrijvingen van het pand Voorstad
8 ('patriciërshuis', met
Achterhuis, koetspoort en geplaveide binnenhof) maar situeert dat dan
op nr. 6 i.pl.v. 8.
'Graaf Pagès de Mièvrechy', die uitvoerig beschreven wordt
met zijn, o.a. amoureuze, escapades, is
waarschijnlijk burggraaf Van Aefferden, die vanaf 1893 resideerde op
zijn nieuw gebouwde kasteel
Schöndeln.2 In theorie zou ook één van de vele baronnenfamilies
die Roermond rond de eeuwwisseling
telde in aanmerking kunnen komen: Michiels van Kessenich, Van Hövell
tot Westerflier,
De Bieberstein Rogalla Zawadsky, enz. De vader van de hoofdpersoon uit
de roman, Gerard van
Melick, is rentmeester voor de graaf; en zoals opgemerkt, voorvaderen
van Alain van Crugten
waren rentmeesters voor de fam. Michiels van Kessenich. Toch acht ik
dat minder waarschijnlijk, in
feite was Van Aefferden de enige 'echte' graaf uit die dagen; die volgens
p. 133 “reusachtige
bezittingen had in Belgisch Limburg en een herenhuis in Brussel”
en “een kasteel nabij Roermond”
(p. 133). Van Aefferden was van Belgische adel.
De afwijkingen ('kasteel van Hatten', p. 72; 'aartsbisschoppelijk'
paleis, p. 154; mgr. Paradis, p.
317) kunnen gezien worden als literaire vrijheid, het blijft een roman,
maar vallen toch op door de
grote kennis van zaken van de schrijver uit die periode, die meestal
zeer exact wordt weergegeven.
Naast de reeds genoemde voorbeelden kunnen daartoe ook illustreren gegevens
als de franse
voertaal bij veel (religieuze) opleidingen en de beschrijvingen van
de Roermondse Harmonie:
tuinfeesten in de Voorstad, waar de Koninklijke indertijd zijn domicilie
had, de eerste prijs in
Brussel uit 1830, met de glorieuze ontvangst bij de Rode Brug, etc.
Ook de voortdurende
nationaliteitenwisselingen van de Md. Limburgers in de 19e eeuw komen
aan bod. En de actualiteit
van het wereld(Europese)-gebeuren wordt niet vergeten; zo refereert
de schrijver bijvoorbeeld aan
de Dreyfus-affaire, die rond die eeuwwisseling speelde.
Al met al een fraai
debuut, dat een periode beschrijft waarbij de titel 'Haagje van het
zuiden' nog
uitstekend past voor Roermond, met zijn rangen en standen, deftige en
adellijke families en riante
buitens voor die hogere stand; en ook met de toen nog prachtige natuur
in en vlakbij de stad en die
buitens, toen hoogbouw en hectiek nog niet aan de orde waren.
Willem Cartigny, mei 2009
1
Het geslacht Van Crugten, althans de Roermondse tak, komt ook aan
bod in 'Roermondse Geslachten, deel I', een
standaardwerk van Edm. Delhougne uit 1956. Ze waren geparenteerd aan
de 'betere' Roermondse standen en deels
ook rentmeesters van de fam. Michiels van Kessenich
2 Waarvan wordt uitgegaan dat het zou zijn ontworpen
door H. Bertrams, hetgeen aan twijfel onderhevig is; maar
daarover elders.
Over
boekbespreking "Onverstoorbare stromen".
Zeer gevleid
door de recensie van mijn "Onverstoorbare stromen". Maar het
mag toch niet vergeten worden dat het om een ROMAN gaat. Er zijn inderdaaad
verwijzingen naar exacte geografische en historische gegevens, maar
voor de rest is alles VERZONNEN (cfr. Universele Verklaring v de Rechten
v de Romanschrijver !!!). Dit geldt bvb voor de hypothese over "Huis
Van Crugten" (Voorstad 8 of 6), een gebouw waarvan ik bij een wandeling
een foto maakte en dat ik voor de roman geschikt vond. Hetzelfde voor
andere details : afstand in km tussen huis en seminarie, een graaf dit
helemaal uit mijn verbeelding is ontstaan alsook alle andere personages,
inclusief de familie Melick, enz. enz. Het enige dat ik heel lang geleden
van mijn vroeggestorven vader heb vernomen is dat mijn (onbekende) grootvader
zijn familie en het seminarie ontvlucht was en dat hij daarna Nederland
en de r-k kerk verfoiede !! Die karige gegevens hebben jarenlang mijn
verbeelding gekieteld tot ik eindelijk besloot er een soort Bildungsroman
van te maken. Maar ik ben natuurlijk heel blij dat Limburgers er enig
plezier aan beleven.
By the way,
mijn moedertaal is Frans en ik wens nog een hulde te brengen aan mijn
vriend en vertaler Ernst van Altena.
Alain van Crugten