Startpagina
Boekbespreking
De
levensloop van Adriaan van der Willigen (1766-1841).
Een autobiografie uit een tijdperk van overgang.
'Sterrenstof.
Honderd jaar mythologie
in de Ned. Architectuur',
Auke v.d. Woud,
2008
'Onverstoorbare
stromen'
('Des fleuves impassibles',
1997), Alain van Crugten.
Roermond
in de
(architectuur)
lectuur.
Nogmaals
het grafmonument
in de
Munsterkerk
de
Roermondse Kartuis
Kluizenaars
in de stad
Roermond,
biografie van een stad en haar bewoners
‘DOOD,
MAAR NIET VERGETEN’
|
‘Kluizenaars
in de stad’, 2012, een boekbespreking
Willem Cartigny, april 2013
In 2012 verscheen van bouwhistorica Birgit Dukers het door Rura uitgegeven
boekwerk ‘Kluizenaars in de stad’, een uitgebreidere versie
van haar artikel ‘De bouwgeschiedenis van de Roermondse kartuis’
in de bundel ‘Het geheim van de Stilte’ uit 2009.
Men kan zich afvragen waarom een eerdere exercitie nog eens, uitgebreider,
moet worden overgedaan, maar het resultaat is wel een prachtboek dat
focust op de bouwgeschiedenis van een heel bijzonder object. Er zijn
in Nederland geen zo intacte restanten van een kartuizerklooster voorhanden,
zodat extra aandacht hiervoor te billijken valt. Zoals Dukers zelf al
aan het eind stelt is het mysterie van de bouwgeschiedenis nog niet
helemaal ontrafeld, en blijft er nog iets over voor de toekomst. Eén
van die vraagpunten betreft bijvoorbeeld de 19e eeuwse aanvullingen
en wijzingen aan het complex, waarover zo dadelijk meer.
En er zijn natuurlijk ook nieuwe ontdekkingen, zoals het gegeven dat
het bestaande pand Swalmerstraat 102 kennelijk ooit onderdeel uitmaakte
van de kloostergevel aan die straat. Waarmee niet alleen kerk, kruisgang,
refter, kapittelzaal en de voormalige keuken-en ingangsvleugel aan de
noordwestelijke binnenplaats van het oorspron-kelijke klooster behouden
zijn, maar nog een extramuraal onderdeel.
De uitgave is, zoals al gesteld, een zeer fraaie, met wel wat schoonheidsfoutjes.
Zo ontbreekt noot 182, de jaartallen 1378 en 1380 op pag. 50, moeten
respectievelijk 1478 en 1480 zijn, het jaartal 1386 op pag. 77 moet
zijn 1586, de gedenksteen in de zuidelijke kruisgangmuur is niet gewijd
aan de H. Bruno, maar aan Dionisius (pag.168), en zo zijn er nog wat
kleinigheidjes.
.
In 1841 kocht apostolisch administrator Paredis het kloostercomplex
van de overgebleven zusters Norbertinessen, die er sedert 1786, met
een korte onderbreking, in verbleven. Tussen 1841 en eind die eeuw is
er het een en ander bijgebouwd aan het complex, waarover vraagtekens
bestaan. Die vraagtekens gelden met name de stichtingsjaartallen van
de vleugels aan de Bethlehem-straat/Swalmerstraat en de dwarsvleugel
op de Swalmerstraat.
Er wordt door Satijn [i] vanuit gegaan dat die dwarsvleugel dateert
uit 1841, althans wat betreft de eerste bouwlaag (de volgende bouwlagen
zouden conform Satijn dan dateren uit de periode 1874/1887). En in het
artikel van Dukers uit 2009 (pag. 120) wordt van hetzelfde uitgegaan.
In haar recentere boek wordt dat plots veel diffuser. Hier wordt (pag.154)
een uitsnede van een kadastrale kaart uit 1849 getoond, waarop op de
plek van de dwarsvleugel een “smal bouwvolume richting kerk”
staat ingetekend. De vraag daarbij is dan of dit bouwvolume de voorloper
is van de in 2003 gesloopte dwarsvleugel. Wellicht is de meest plausibele
redenering dat de gang (‘smal bouwvolume’) uit medio 19e
eeuw later is verbreed tot een echte dwarsvleugel, al dan niet samen
met ophogingen uit 1874-1887. De dwarsvleugel kan niet meer nader onderzocht
worden, hij is begin deze eeuw gesloopt, maar uit archieven zou natuurlijk
wel het een en ander te halen moeten zijn. Dukers stelt in 2012 op pag.
157 dat de dwarsvleugel zou dateren uit eind van de (19e) eeuw: “De
smalle haakse vleugel tussen de kerk en de straatvleugel, die in 1848
was gebouwd, verdween en werd vervangen door een volwaardig bouwvolume”.
Dat is in tegenspraak met haar eerdere bevindingen uit 2009 en ook met
het rapport Satijn. Bovendien hanteren Dukers en Satijn verschillende
jaartallen over de bouw, c.q. verhoging van de dwarsvleugel, Dukers
noemt 1896 (op pag. 162 is zelfs sprake van ‘ca. 1900’)
en Satijn houdt het op de periode 1874-1887.
Vergelijking tussen de kaartuitsnede die Dukers hanteert (pag. 154)
uit 1849 en een kadastrale kaart van Frans Bingen uit ca. 1880 leert
dat daar geen enkel verschil zit in de vleugels aan de Swalmerstraat/Bethlehemstraat.
Op beide kaarten [ii] staat geen brede dwarsvleugel aangegeven, alleen
de smalle verbindingsgang richting kerk, wat zou impliceren dat de in
2003 afgebroken dwarsvleugel van na ca. 1880 moet dateren.
Wat duidelijk is in elk geval, is dat het bouwvolume dat recent werd
gesloopt niet hetzelfde is als het smalle volume dat voorkomt op de
19e eeuwse kaarten. Het meest voor de hand liggend is dan ook dat de
smalle verbindingsgang (van ongeveer een halve travee; inderdaad, een
gang dus tussen kerk en bebouwing aan de Swalmerstraat) rond 1880 werd
verbreed tot de tot begin 21e eeuw bestaande dwarsvleugel van drie traveeën.
[iii]
Fragment kaart van landmeter Bingen uit ca.1880 (GAR)
Ook bestaat er onduidelijkheid over de bouwjaren van de vleugels aan
de Bethle-hemstraat en Swalmerstraat die in 1923 door vader en zoon
Caspar en Jos Franssen werden vervangen door de nu nog bestaande. Dateren
ze uit de eerste jaren van het nieuwe Groot Seminarie, dus rond 1840/50
of uit de herbouw/renovatieperiode 1887/88?[iv]
Dukers noch Satijn zijn er erg duidelijk over. Dukers stelt (pag. 154):
“Zeer waar-schijnlijk werden deze bouwwerkzaamheden [v] gecombineerd
met het maken van nieuwe straatgevels aan de Swalmer-en Bethlehemstraat”.
Maar waarop die waar-schijnlijkheid is gebaseerd is niet erg duidelijk.
De neoclassicistische stijl zou een indicatie kunnen zijn maar dat is
geen hard gegeven, het einde van de 19e eeuw was een eclectische periode
met veel stijlkenmerken door elkaar, dus de bouw zou evengoed daaruit
kunnen dateren. De afbeelding met nieuwbouw uit 1888 in
Neerlandia Catholica [vi], waarop in ieder geval ook de dwarsvleugel
te zien valt, zou ook voor dat laatste pleiten. Net als de schets trouwens
die Pierre Cuypers maakte van het complex, die waarschijnlijk uit de
late 19e eeuw stamt.
Kortom, ook in dit opzicht blijft er nog het nodige bij te stellen,
respectievelijk te ontdekken.
Het voormalige kartuizerklooster staat sowieso goed in de belangstelling:
ook in 2012 verscheen de dissertatie (zijn tweede overigens) van Peter
Thissen ‘Cel en wereld. Kartuizers en boeken in Roermond, 1376-1783’.
Maar daarover wellicht een andere keer.
------------------------
i zie http://www.historieroermond.nl/boekbespreking/kartuis.htm
(Boekbespreking ‘De Roermondse kartuis’ uit dec. 2009)
ii áls er al sprake is van 2 verschillende kaarten,
ze lijken volledig gelijk, net als een uit 1843 dateren-de bewerking
van een kaart uit 1819; het enige verschil met deze laatste kaart is
het ontbreken van de hoek Bethlehemstraat/Swalmerstraat (waar ooit de
Bethlehemkapel stond), wat zal kloppen met de situatie uit ca. 1820.
Waarschijnlijk werd de kaart uit 1819 (mogelijk het kadastraal minuutplan
1811-1832) de hele verdere eeuw gebruikt als grondplan voor nieuwe kaarten.
iii hetgeen wordt ondersteund door kaartmateriaal uit
de procedure van St. Ruimte uit 2001 en waaruit ook valt af te leiden
dat de oude gang niet werd afgebroken maar opgenomen in het nieuwe volume.
In feite werd de gang richting westen verbreed en met enkele verdiepingen
opgehoogd.
iv Zie i.
v Welke bouwwerkzaamheden Dukers hier precies bedoelt
is niet helemaal duidelijk; er wordt o.a. gesproken over de sloop van
de Bethlehemkapel en de bouw van het smalle volume richting kerk
vi Zie i.
|