7. RONDWANDELING
OVER HET KASTEEL
Gebruikmakend van
inzichten uit de geraadpleegde rekeningen en diverse aanvullende gegevens
is het mogelijk een reconstructie te maken van het kasteel na voltooïng
van de bouwwerkzaamheden. Deze reconstructie is opgesteld als een rondwandeling
over de middeleeuwse burcht.
Grachten en
bruggen
De enige toegangsweg naar het kasteel Montfort was een dijk, die vanaf
de Galgenberg door het water naar de burchtheuvel voerde. Deze heuvel
werd omgeven door de buitenste gracht en een aarden wal , terwijl de
binnenste gracht het kasteel en voorkasteel van elkaar scheidde. Ter
hoogte van het kasteel stond op de dijk een poort , waarna een brug
(de voorste brug ) over de gracht naar het voorkasteel voerde. Hier
moeten meerdere gebouwen gestaan hebben, aangezien in een rekening uit
1397-1398 sprake is van een huis, kapel, hooischuur, stallen en tenslotte
de 'plancaet', de omheining van dit alles . Vanaf het voorkasteel voerde
vervolgens een tweede brug (de overste brug) naar de poort van het kasteel.
Aangezien de poort zich zo'n 6 meter boven het wateroppervlak van de
gracht bevond, liep deze brug omhoog. In een beschrijving van het kasteel
uit de zestiende eeuw wordt over deze 'brugge voir den inneganck des
huysen' gemeld dat deze op zeven peilers rustte, 'daeraff die viifve
zeer hooge ziin, commende tot aen de poorten van den huyse' . De aanwezigheid
van een brugkelder onder de poortdoorgang van het kasteel geeft aan
dat het laatste deel van deze brug opgehaald kon worden .
Grauwe en witte
toren
Aan weerszijden van de hooggelegen poort stond een toren. Aan de linkerzijde
bevond zich allereerst de poorttoren, die uitgezonderd de bovenste verdieping
van natuursteen was. Deze toren maakte een sierlijke indruk doordat
in het buitenwerk met verschillende soorten natuursteen lichtgekleurde
ringen waren gemaakt. De hoge toren aan de rechterzijde, van waar torenwachter
Johan Coronis een wijds uitzicht over de omgeving moet hebben gehad,
was de hoofdtoren van het kasteel. Omdat deze natuurstenen toren vanwege
z'n reeds beschreven vorm als een scheepsboeg uit de frontmuur naar
voren stak, kon de poort niet vanaf de dijk beschoten worden. Verder
bevond zich in deze toren het 'principael gevenckenisse'. In tegenstelling
tot de poorttoren kende de 'grote torne' geen gekleurde natuurstenen
ringen, waardoor deze in de volksmond 'grauwe toren' of 'Grauwert' ging
heten. Minder bekend is dat de poorttoren vroeger als 'witte toren'
werd aangeduid .
Slotplein
Voorbij de poortdoorgang, die onder meer met een valhek afgesloten kon
worden, stuitte men op een forse bakstenen muur (de zijgevel van de
noordvleugel), waardoor een bocht naar rechts gemaakt moest worden om
op het slotplein te komen. Dit 20 x 30 meter grote slotplein werd aan
drie zijden omgeven door gebouwen: alleen de aan de rechterzijde gelegen
westmuur kende behalve de Grauwert geen gebouwen. Dit was dan ook de
frontmuur van het kasteel, die bij aanvallen de klappen moest opvangen.
In de hoek tussen Grauwert en westmuur aan poortzijde bevond zich het
'honthuys', waar wachthonden de poort en het slotplein in de gaten hielden
ter assistentie van Henneke den Portner, de poortwachter. Aan de overzijde
van het slotplein, in de zuid-oost-hoek was tenslotte de waterput, met
een zware stenen putrand.
Noordvleugel
Van alle gebouwen
rond het slotplein was de noordvleugel het grootst: behalvekelders over
de gehele breedte kende deze twee verdiepingen en een hoog met stro
bedekt dak. Aan slotpleinzijde telde dit gebouw twee ingangen, die enkele
traptreden boven het slotplein lagen: één in het midden
en één aan de rechterzijde (zie reconstructie-tekening).
Vanuit de eerstgenoemde ingang kon men allereerst afdalen naar kelders
met bakstenen gewelven en zeven raamopeningen aan slotpleinzijde, waardoor
daglicht naar binnen scheen. In deze kelders waren onder rmeer de bakkerij,
brouwerij en wellicht ook de 'buttelerije' te vinden. Behalve deze kelders
gaf de eerstgenoemde ingang ook toegang tot de grote zaal, die ongeveer
15 x 6 meter moet hebben gemeten en aan weerszijden stookplaatsen had.
Vanuit deze zaal kon men door twee raamopeningen in de noordelijke ringmuur
uitkijken over het Water ('Item van 2 grote vinstere in den sale ').
Rechts naast deze ramen was een bakstenen uitbouw in de ringmuur, hetgeen
een klein kamertje opleverde. Via een gang naast de rechter stookplaats
kwam men in het woongedeelte van het kasteel, waaronder ook de N.O.-toren.
Behalve de genoemde gang vanuit de grote zaal gaf ook de tweede ingang
op het slotplein toegang tot deze woonverblijven. Vanuit deze ingang
ging eveneens een trap naar de kelders onder de noordvleugel, maar men
kon ook omhoog: naar de eerste verdieping en de korenzolder. De rechteringang
was hierdoor een soort een trappentorentje dat tegen de zaal aanstond,
en dat aangeduid werd als de 'windelstein' bij 'mijns heren camere'
.
Op de eerste verdieping
van de noordvleugel verbond een gang langs de noordelijke ringmuur de
poorttoren met de N.O.-toren. Aan de linkerkant van deze gang lagen
diverse woonvertrekken, terwijl zich rechts in de eerder genoemde bakstenen
uitbouw de kapel bevond. Hier stond een altaar met 'nye ornamenten',
terwijl in de bouwrekening ook sprake is van 'die beelden van d'cappelle'
. Tenslotte kende de noordvleugel een grote 'corrensulre'.
Ambthuys en
zuidvleugel
In de oostvleugel van het kasteel, het gedeelte dat uitkijkt op het
dorp, bevond zich waarschijnlijk het 'ambthuys', met daarin de werkvertrekken
voor de drossaard en de rentmeester. Ook dit 'ambthuys' kende over de
gehele breedte bakstenen keldergewelven, die onder meer betreden konden
worden vanuit een trappenhuis bij de Z.O.-toren. Dit trappenhuis verschafte
verder toegang tot de kelderverdieping en begane grond van voornoemde
toren, alsmede in ieder geval de kelders onder de zuidvleugel van het
kasteel. Aangenomen wordt tenslotte dat in deze zuidvleugel opslagplaatsen
en stallen voor paarden waren .