5. WAARAAN WERD
GEBOUWD?
Hoewel de bouwrekening
uitvoerig informeert over het aantal arbeiders en de gebruikte materialen,
geeft ze nauwelijks aan waaraan werd gebouwd. Aanduidingen als 'die
korensulre', 'here Wamboyshuys' of 'grote torne' komen slechts sporadisch
voor. Desondanks is met behulp van aanvullende gegevens een reconstructie
van de werkzaamheden mogelijk. Het gaat hierbij onder meer om beschrijvingen
van het kasteel uit de zestiende en achttiende eeuw , bevindingen op
de kasteelruïne uit 1976 en tenslotte een zelfverricht onderzoek
uit 1999 naar baksteenformaten, aangezien deze als dateringsmiddel gebruikt
kunnen worden . Daarbij werden op twaalf locaties op de ruïne bakstenen
opgemeten en vergeleken. Hieruit bleek dat met uitzondering van de uit
1840 daterende opbouw van de N.O.-toren alle bakstenen ongeveer hetzelfde
formaat hebben: 28½ x 13½ x 7 centimeter, een voor Limburg
in het midden van de veertiende eeuw gangbare grootte. Aangezien deze
bakstenen vrijwel zeker uit de bouwperiode 1342-1343 dateren, wordt
aangenomen dat de onderdelen waarin ze verwerkt zijn ook uit die periode
stammen. Voortbouwend op deze aanname wordt de omvang van de bouwwerkzaamheden
zichtbaar.
Poort, poorttoren
en Grauwert
Allereerst werkte men aan de poort en de twee torens aan weerszijden
daarvan: de 'torne' en de 'grote torne'. De bouwrekening noemt voor
de poorttoren het vervaardigen van twee ankers en drie ramen, terwijl
Gerard Herwich en meester Steven voor de Grauwert 'tot Name 248 stucke
steens' kochten. Zonder dat hiervan in de rekening sprake is, geven
baksteenfragmenten in de poorttoren aan dat deze met een verdieping
werd verhoogd. Waarschijnlijk houden de kosten voor een nieuwe kapconstructie
hiermee verband: 'Item den decker die die birne hiewe en deckete' .
Aan de poort vonden sloopwerkzaamheden plaats ('item 2 breecysere daer
men die porte mede brac'), terwijl later onder meer sprake is van '3
vinstere aen de porte' . De bakstenen aanzet van het gewelf van de brugkelder
onder de poort alsmede de muur en trap aan de zuidkant hiervan geven
aan dat sprake moet zijn geweest van ingrijpende aanpassingen.
Noord- en oostvleugel
Direct voorbij de poort stond de noordvleugel van het kasteel, waarvan
momenteel de kelderverdieping resteert. Uit latere beschrijvingen blijkt
dat zich hier onder meer het 'backhuys ende brouwehuys' bevonden, op
de begane grond de zaal, op de eerste verdieping de kapel en tenslotte
de korenzolder: allemaal onderdelen waarvan in de bouwrekening sprake
is . Afgaande op de aard van de verrichte werkzaamheden (o.a. het leggen
van fundamenten, sluiten van een gewelf en maken van de zolder ), maar
ook op de nog aanwezige bakstenen muurresten lijkt deze noordvleugel
in z'n geheel in 1342-1343 te zijn gerealiseerd. Daarbij heeft mogelijk
een ander gebouw moeten wijken: tijdens onderzoek naar funderingsniveaus
op de ruïne werden onder deze vleugel oude muurfragmenten gevonden,
waaronder enkele formaties maaskeien .
Omdat ook de keldergewelven
onder de oostvleugel van baksteen zijn, dateert deze wellicht eveneens
uit de jaren 1342-1343. Aangenomen wordt dat zich in deze vleugel het
'amptehuys' of 'heren Wamboyshuys' bevond, waarvan in de bouwrekening
meerdere malen sprake is. Dit moet een behoorlijk gebouw geweest zijn:
voor het dak waren namelijk 4100 schoven stro nodig, tegenover 1400
schoven voor het 'nie huys' en 400 voor een huis bij de steenbakkerij
. Aansluitend aan deze oostvleugel stond de Z.O.-toren. Deze was oorspronkelijk
een open bastion, dat waarschijnlijk tijdens de bouwwerkzaamheden met
mergelblokken en vooral bakstenen tot toren werd getransformeerd . Verder
blijkt uit de bouwrekening dat in 1343 het 'hondehuys' of 'honthuys'
werd gebouwd, waarvoor slechts 7400 stenen nodig waren . Wellicht betreft
het hier de hondenstal, die in een beschrijving van het kasteel uit
de achttiende eeuw op het slotplein aan de poortzijde tegen de Grauwert
werd gesitueerd. Tenslotte werd er gewerkt aan 'die porte op de dike'
.