Inleiding
|
Januari:
Louwmaand |
6.
|
Als
't Driekoningen is in 't land, komt de vorst in 't vaderland.
Als het vriest op Driekoningendag, dan vriest het dertien weken
lang.
Met Driekoningen lengt de dag zoveel een geitje springen mag.
Mit Driekeuninge lenge de daag ‘ne hanesjrei. |
14.
|
Geeft
St. Hilarius zonneschijn, weldra zal het kouder zijn.
Als het op Hilarius vriest, de boer zes weken niest. |
15.
|
Sint
Pauwel is de eerste der drie harde koppen.
Is Sint Paulus klaar, wacht dan een heel goed jaar.
Is het op St. Paulus schoon en klaar, dan brengt het een gezegend
korenjaar.
Is het op St. Paulus sneeuw of regen, dan komt een mager jaar ons
tegen.
Als St Paulus bekeert, draait de wortel om in den eerd.
Op St. Paulus bekering stijgt de winter te paard of breekt hij zijn
nek met 'n reuzenvaart.
Sint-Paulus'Bekeringhe met zonneschijn, is goed voor vruchten, koren
en voor wijn.
Als Paulus zijn kapje in het droge draagt, dan wordt het een goed
tarwejaar. |
17.
|
Sint
Antoon en Sint Sebastiaan, hebben nog harde koppen aan.
St. Anthonius schoon en helder, vult het vat en ook de kelder.
Met St. Antonius lengen de dagen zoveel als het eetmaal van een
monnik.
St. Antone met zijn varken, zoete naam Sebastiaan , koud en kil
is 't in de
kerken stil en bevroren ligt de baan.
St. Antoon en St. Sebastiaan komen met het hardste van de winter
aan.
Maakt St. Teunis de brug (het ijs), St. Sebastiaan slaat ze stuk.
Maak Sint Teunis de brök, Sint Sebastiaan sjleit ze sjtök.
Sint Teunis is iesmaeker of iesbraeker. |
20.
|
Sint
Sebastiaan, die 't were maakt, doet het vriezen, dat het kraakt.
St. Fabiaan en St. Sebastiaan doen het sap in de bomen gaan.
Als het vriest op St. Sebastiaan dan is het op 2 febr. met de vorst
gedaan. |
22.
|
Is
't op Sint Vincentius zonneschijn, zo zal er in de schuren koren
zijn.
Vincentius zónnesjien, guf väöl kaoren en väöl
wien. |
30.
|
Dooien
op Sint Aldegonde, vult de kelder met een vloed van zonde. |
|