De Limburgse taalcultuur. 
        Het vaak hoogst 
          verwarrende en turbulente verloop van de geschiedenis in dit van oudsher 
          versnipperde gebied heeft de totstandkoming van een overkoepelend taal- 
          en standaardsysteem verhindert. 
        Maar, als men van 
          Voeren tot Venlo en van Heerlen tot Hasselt in het Limburgs kan communiceren 
          (met al haar tongvallen en varianten), kan worden gesteld, dat er boven 
          de uitspraakverschillen wel degelijk een Limburgse taal cultuur bestaat. 
          Deze taalcultuur is het Zuidnederfrankische erfgoed met Keltische, Frankische, 
          Romaanse en Saksische invloeden. Dit Limburgs is door de eeuwen van 
          bezettingen en wisselende vorsten(dommen) bewaard gebleven. De Maya's 
          en de Inca's verloren bijvoorbeeld hun taal aan de Spaanse conquistadores, 
          maar 150 jaar bezetting en Spaanse kampementen in Limburg hebben in 
          het Limburgs amper twee Spaanse woorden opgeleverd. Het Nederlands is 
          sinds 1830 de bestuurstaal en oefent als meerderheidstaal een bepaalde 
          druk uit op minderheidstalen, zoals het Fries, het Nedersaksisch, het 
          Zeeuws en het Limburgs. Het Limburgs overleefde de scheiding van haar 
          eenheid tussen België en Nederland en bleef intact. 
        De Limburgse taal 
          is: - ouder, intacter en oorspronkelijker dan het Nederlands: een Limburger 
          die zijn taal uitstekend beheerst, zou zonder veel moeite met een Middeleeuwer 
          kunnen communiceren. 
          - Een A-taal, dat wil zeggen, dat zij door de eeuwen heen stabiel gebleven 
          is en uit haar eigen voorraad taaleigen woorden voor nieuwe begrippen 
          kan vormen. Het Nederlands daarentegen is een B-taal. Deze taal verandert 
          periodiek (ook qua spelling) en voor het vormen van woorden voor nieuwe 
          begrippen is zij op een vreemde taal aangewezen, in dit geval het Engels. 
          
        Qua karakter staat 
          het Limburgs dus op hetzelfde niveau als het Duits, Frans, Engels en 
          andere talen. De grote stabiliteit van het Limburgs blijkt duidelijk 
          uit het stuk "Sermoen euver de Weurd" uit 1729, geschreven 
          in de oorspronkelijke Maastrichtse tongval. De taal in dit document 
          onderscheidt zich nauwelijks van het algemeen gesproken Limburgs (Maaslands 
          of Maasfrankisch) van heden. Elke moderne Limburger kan dit bijna drie 
          eeuwen oude stuk in de oorspronkelijke vorm lezen. Een Hollander, Drent 
          of Gelderlander daarentegen zullen een tekst uit diezelfde tijd geschreven, 
          in de Nederlandse taal slechts met grote moeite kunnen lezen. 
        Voor alle duidelijkheid 
          moet opgemerkt worden, dat op Limburgs grondgebied twee volwaardige 
          talen gesproken worden, namelijk het Limburgs en het verwante Ripuarisch. 
          Deze laatste taal vindt men in het zuidoostelijke deel vanLimburg (Landgraaf, 
          Bocholtz, Simpelveld, Kerkrade, Vaals). In het algemeen kan men stellen 
          dat het gaat op een gebied waar de -g als -j wordt uitgesproken (oostelijk 
          van de Benrather Linie).