Het Limburgs 
          is geen dialect, maar een taal. 
        De Limburgse taal 
          is een zelfstandige en volwaardige, aan het Duits verwante taal. Het 
          heeft een andere oorsprong dan het Nederlands en bestrijkt een vrij 
          groot gebied. Er spreken ongeveer een miljoen mensen Limburgs (slechts 
          vierhonderdduizend mensen spreken Fries) en het taalgebied strekt zich 
          over de landgrenzen uit naar België, Duitsland (Zelfkant) en Nederland. 
          Een Limburger kan niet alleen in gebieden met verwante talen (Nederfrankisch, 
          Ripuaries Frankisch, Moezelfrankisch, en Rijnfrankisch) in zijn eigen 
          taal communiceren, maar ook bijvoorbeeld in de Elzas, Luxemburg of Noord-Duitsland. 
          Het Limburgs is dus een ware Europese taal. Men dient niet uit het oog 
          te verliezen dat het Nederlands van nature eigenlijk alleen in een deel 
          van de provincies Noord- en Zuid-Holland gesproken wordt. In alle andere 
          delen is het een verplichte taal.
        De Limburgse taal 
          wordt door velen aangeduid als "de Limburgse dialecten". Dit 
          is onjuist, want een dialect is een afgeleide van een zelfstandige en 
          volwaardige taal. Het Limburgs, echter, is een onder het Europees Handvest 
          voor streektalen of talen van minderheden erkende taal. Het doel van 
          dit Handvest is het beschermen en het versterken van de niet-dominerende 
          talen in Europa. Belangrijk evenwel, voor de afbakening van het begrip 
          dialect, zijn de criteria die het "European Bureau for Lesser used 
          Languages" (onderdeel van de Europese Unie en verbonden aan de 
          Raad van Europa, met een eigen positie binnen de UNESCO) en het Berie 
          foar it Frysk (een provinciaal advies orgaan van de Friese taal) hiervoor 
          hanteren: "Dialecten richten zich wat betreft de woordenschat, 
          de zinsbouw en de spelling naar de Standaardtaal." Belangrijk is 
          het feit dat de formele erkenning door de dominerende taal hier geen 
          criterium vormt. Geen van deze drie criteria is op de Limburgse taal 
          van toepassing. Hieruit kan men concluderen, dat het Limburgs geen dialect 
          is, laat staan een dialect van het Nederlands, zoals sommige landgenoten 
          plegen te denken, maar één taal. En daarbij een van de 
          oudste nog intacte talen in Europa.
        Wat hier abusievelijk 
          met "Limburgse dialecten" wordt aangeduid, zijn in werkelijkheid 
          varianten en tongvallen van de Limburgse taal (elke taal kent deze verschijnselen): 
          
          - Een variant is een deel van een bepaalde taal, dat zich door een bijzonder 
          kenmerk, anders dan op grond van klanksynoniemen, van een ander deel 
          van die taal onderscheid. Dit begrip heeft betrekking op de woordvorm 
          (bepaald door de consonanten). Rechts van de Panninger Linie wordt bijvoorbeeld 
          de -s in zekere gevallen als een sisklank uitgesproken (sjtraot, sjmiete), 
          en links als een scherpe -s (straot, smiete).
          - Een tongval is een lokale uitspraak van hetzelfde woord binnen een 
          bepaalde taal op grond van klanksynoniemen. Dit begrip heeft betrekking 
          op de woordklank (bepaald door de vocalen). Het Limburgse woord voor 
          groot kent bijvoorbeeld karakteristieke streekgebonden klanken: groet, 
          groeët, groot, groat, grwat, enzovoort.