Hoofdpagina

Inleiding

Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 5

Extra

Conclusie

 

 

 


Hoofdstuk 2 Roermond op economisch gebied

2.1 Nijverheid, handel en ambacht in Roermond

Roermond in de Middeleeuwen was een welvarende stad.
Lakennijverheid was erg belangrijk. De stad had hier zijn opkomst grotendeels aan te danken. De grondstoffen voor de lakenbereiding kwamen deels uit eigen streek. Rondom Roermond werden veel schapen gehouden, zodat wol voorhanden was, hoewel die ook wel uit Engeland werd gehaald.
Onder de naam gewandmakers werden veel beroepen gerekend. Deze waren allemaal nodig voor het vervaardigen van een laken (gewand). Na de brand van 1554 verviel de lakennijverheid van Roermond snel.
Het Roermondse Laken kende een groot afzetgebied. Van Frankfurt in het zuiden tot Kampen in het noorden en Dordrecht in het westen.

Gelijktijdig met de uitgroei van Roermond als stad, ontstonden er periodieke markten. Al snel kwam er een jaarmarkt, die drie dagen duurde. Het marktrecht was een koninklijk recht. De Graaf van Gelre hield dat recht in leen van de Duitse koning. Al snel kocht Roermond die tol af en kreeg daarmee bevoegdheden als rechtspraak over vreemdelingen en hun goederen tijdens de markt. Ook de heffing van staangelden, belastingen op producten (accijnzen) en de bevoegdheid om regels te stellen bij circulatie van goederen hoorde tot die bevoegdheden.

Ook bier werd veel gebrouwen in Roermond. Brouwers verdienden ook het meeste ( 6 stuivers met kost, of 12 zonder kost per dag).
In Roermond was ook een sjouwersgilde, dat het graan en het bier sjouwde in speciale karren. Deze moesten betaald worden om producten te vervoeren.

De kwaliteit, de prijzen en de levensmiddelenvoorziening werden scherp in de gaten gehouden door het stadsbestuur. Door verhoging of verlaging van de accijnzen en de regeling van prijs naar kwaliteit, kon het stadsbestuur de voorziening van eerste levensbehoeften als brood, vlees, vis en wijn goed in de hand houden.
Door de grote afstand van zee konden in Roermond alleen zeevissen worden ingevoerd, die al een bewerking hadden ondergaan, zoals bokking, stokvis, bolk, schol of paling.
Belangrijker voor de economie in Roermond was de handel in zoetwatervis. De stad hief 2% accijns op ingevoerde vis en 1% op uitgevoerde. Kennelijk was er een overvloed aan vis, want men stimuleerde zo de uitvoer. Het Roermondse klassenproduct zalm, gevangen in de Roer, was onbelast.


Roermond was méér dan alleen een regionaal centrum waar het ging om aanvoer en overslag van graan. Het vruchtbare Gulikse lössgebied ten zuidoosten van oermond leverde flinke graanoverschotten, die met paard en wagen naar de Roermondse haven werden gebracht en vanuit daar verscheept naar Luik en Holland. Een belangrijk gedeelte bleef echter ook in Roermond voor de vele bierbrouwerijen in de stad.

Hoe belangrijk die tak van nijverheid voor Roermond was blijkt uit een becijfering uit 1677. Voor het brouwen van bier voor export, voor de herbergen en voor de burgers thuis was 9461 malder (1580 liter) graan nodig geweest en voor de broodbakkerijen 4607 malder (769 liter). Daarnaast was nog eens 4799 malder (801 liter) uitgevoerd.

Ook in wijn bestond een belangrijke handel in Roermond. Het ging hierbij om grote hoeveelheden. De wijnaccijns leverden toen een derde van de totale inkomsten van de stad.

Roermond was dus een flinke handelsplaats. Deze kon natuurlijk niet bestaan zonder een goede muntcirculatie. Onder graaf Reinald II, omstreeks 1535, is er aantoonbaar sprake van muntslag in Roermond. Men sloeg er penningen, later groten en dubbel groten.
Tegen 1300 woonden er al Joden in de stad, die zich bezig hielden met wisselen van geld en het geven van krediet. Dit gebeurde dan wel tegen hoge rente, maar het bevorderde de handel.
In 1346 zijn er Lombarden gevestigd, die van kredietverstrekking hun beroep maakten. Zij waren de middeleeuwse bankiers.

Bij de regeling van de markt van goederen en diensten hoorden ook de arbeidslonen. Het was gebruikelijk dat de arbeiders met geld betaald werden, al komt een gedeeltelijke betaling in de vorm van etenswaren ook voor.
In 1588 stelde het stadsbestuur de lonen vast. Natuurlijk werden de lonen regelmatig aangepast aan het prijzenpeil en de waarde van het geld.
Men werkte zeer lang. Volgens een reglement uit 1751 bedroeg de gemiddelde werktijd 10,5 uur per dag gedurende 6 dagen per week.

Door de werving van markttol en het recht om accijnzen naar goeddunken te verhogen of te verlagen, kreeg de stad Roermond de mogelijkheid om het hele economische leven binnen de gemeente te regelen.


De willekeur van de overheid in economische zaken was aanleiding tot de oprichting van gilden van beroepsgroepen, in Roermond ambachten genoemd. Bij een zich ontplooiende economie ontstonden er steeds meer ambachten. Het tegendeel deed zich voor bij een inkrimpende economie, zoals bij de stadsbranden in 1544 en vrijwel de hele periode tussen 1600 en 1800.

Volgens het reglement van 1553 mochten vreemde kooplieden alleen handel drijven op de vier jaarmarkten en op de wekelijkse marktdagen op woensdag en zaterdag.

In 1568 waren er in Roermond 32 bakkers, een groot aantal, van wie er 20 wit brood en 12 bruin brood bakten. Als het stadsbestuur in het economische vlak ergens op lette, dan was het wel op de broodprijs.
Er waren twee systemen. Soms stelde het stadsbestuur de broodprijs vast aan de hand van de marktprijs voor graan. Het werd wekelijks duurder of goedkoper naar gelang het wisselen van de graanprijs.
Verder kende men het zogenaamde stuiversbrood. Een vaste prijs van een stuiver voor een brood dat lichter of zwaarder werd naar gelang de graanprijs steeg of daalde. Zo hield men het brood voor de kleine man bereikbaar, al kreeg die bij hoge graanprijzen minder brood voor zijn geld.

Op 1 november 1795 had het Franse bestuur met één pennensteek alle ambachtsgilden en corporaties afgeschaft. Handel drijven en producten vervaardigen was voortaan aan iedereen toegestaan.
Na 1820 begon in Roermond een industriële opbloei, onder andere in de textiel. Het gemeenteverslag van 1866 somt 66 industriële bedrijven of handwerkplaatsen op met 1971 arbeiders, op een totale bevolking van 9063. Vergeleken met Venlo bijvoorbeeld was dit heel veel: In Venlo had men in die tijd 68 bedrijven met 169 arbeiders.
De Roermondse industrie stond toen op zijn hoogtepunt, vooral in de textiel, papier en kunstnijverheid. In de eerste twee takken komt al snel een neergang. Eerst in de textiel door de opkomst van Tilburg en Twente in eigen land en in Duitsland van Mönchen Gladbach en Krefeld.
Na 1875 is het met de Roermondse textiel gedaan. De Roermondse papierfabriek ging ook failliet, maar de kunstnijverheid bleef als sterkste bedrijfstak overeind. Verder was er een bescheiden metaalindustrie, chemische industrie en veel meelmolens.
De nieuwe welvaart van de boerenstand in de omgeving van Roermond uitte zich door de vestiging van agrarische industrieën en groothandels in agrarische producten.
Ook de middenstand ontwikkelde zich krachtig, mede door de vestiging van onderwijs instellingen en bestuursorganen.


2.2 Roermond als Hanzestad
De stad Roermond behoorde ook tot een genootschap, Hanze genoemd. De Hanze was een uit de 13e eeuw stammend Genootschap van reizende handelslieden dat zich later ontwikkelde tot een Genootschap van handeldrijvende steden.
Oorspronkelijk bestonden de Hanzen alleen uit Baltische steden maar al snel sloten zich steeds meer steden aan en werden zij steeds machtiger. Zij hielden regelmatig vergaderingen (Hanzerecessen) waar zij belangrijke besluiten namen en onderlinge afspraken maakten om hun handelsvoordelen te beschermen. Enkele van die handelsvoordelen waren: het stapelrecht van de eigen waar, stapeldwang voor vreemde kooplieden en verdere privileges.
Van hier werden wapens, zout, bier, wijn, kolen en natuurlijk laken (waarin Roermond een belangrijke rol speelde) naar het Oosten vervoerd en op de terugweg werden huiden, bont, was, honing, haring en hout meegebracht.

Wanneer Roermond precies lid werd van de Hanse is niet duidelijk. In een akte van 24 september 1437 verzoekt Roermond om toegelaten te worden tot de Hanze, maar volgens diverse deskundigen gaat het hier om een herintreden; Roermond drijft al vér voor 1437 handel met diverse Hanzesteden. In de Hanzerecessen duikt Roermond pas in 1441 op als deelnemer waardoor anderen dit jaar als jaar van intreden beschouwen. Feit is dat Roermond al handel drijft met andere Hanzesteden sedert de vroege middeleeuwen. Het was vooral beroemd om zijn laken. Tevens was het een belangrijke doorvoerhaven voor de vele producten uit Dinant, Luik en Namen.

De neergang van de oude Hanse werd o.a. veroorzaakt door de opkomst van nationale en territoriale economieën die geen ruimte lieten aan een bovenregionale handelsgemeenschap. De laatste Hanzedag vond plaats in 1669 te Lübeck.

Vertaling Hanse-akte met hulp van Ronald Grootveld en Gerard v.d.Garde
GA Arnhem, Oud Archief Arnhem, inv.-nr. 1075, fol. 36r+v (Anno 1437+1438):

Copia eens briefs mit der stat segell van Zutphen besegelt dat onse stat in der duytzscher henze ontfangen en angenomen is.
1438 Wij burgermeisteren, scepenen ende rade der stat van Zutphen doen kont apenbaerlich tugende, dat onss die ersame herren burgermeisteren ende raet der stat Lubeke rades sendebaden der stede Hamborch, Luneborch ende Wiszmer enen brieff gesant hebn inhaldende mit der superscripsien ende subscripsien als hierna bescreven staet.
“Den ersamen voirsichtigen wijsen herren burgemeisteren, scepenen unde radmannen der stat Zutphen, onsen besunderen gueden vrienden; burgermeisteren unde raetmannen der stat Lubeke; unde rades sendebaden der stede Hamborch, Luneborch unde Wiszmer, nu ter tijt bynnen Lubeke to daige vergadert, unsen vrundliken gruet unde wes wij guetz vermoegen to voeren. Eersamen heren, guden vrunde, soe alse gij den heren deme rade to Lubeke onsen vrienden negest hebben verschreven, biddende unde begerende dat de van Ruremunde unde Arnheim mit onss in de dudeschen henze komen und ontfangen muchten werden omme des besten unde nutticheit willen, alsoe gij ...n iuweme breve beroren... mit meer woerden, hebben wij woll vernomen unde begeren iuwer leve weten dat wij darin gesproken hebben also, dat wij unde de anderen henze stede desulven van Ruremunde unde Arnheim mit onss in der dudeschen hense gherne willen hebben unde alse int erste de stede van der dudeschen hense sick hir to Lubeke to daige vergaderen unde wij iw sulken dach to scriven dat denne juwe sendebaden - der van Ruremunde und der van Arnheim sendebaden - mit sick hir ter dachvart bringen, soe schal men de genanten stede Ruremunde unde Arnheim annemen unde se mit ons in den henze ontfangen soe sedelich unde wontlik is, unde wij annemen unde ontfangen se van stonden mit ons in de hanse, Got almechtich sijt bevolen. Screven under der herren des rades der stat Bubeke secret(segell?) des wij samentliken hirto bruken to dessen tijd des dynxedaiges voir sente Michiels daghe anno domini rc XXXVII (24-09-1437).”
In getuichnisse des soe hebben wij burgermeisteren, scepenen ende rade der stat van Zutphen onser stat secreet an dese brieff doen hangen, gegeven in den jair onss heren dusent vierhondert achtendedertich op sente Laurencius avont martiris (09-08-1438).
Uijtschrift van den lesten verbonde dat die de ricteren, knechte ende stede mit malchanderen gemaict hebben.
zendboden van de raad’;
2 ‘unsen vrundliken gruet unde wes wij guetz vermoegen to voeren’: ‘(brengen wij over) onze vriendelijke groet en alles wat wij aan goeds kunnen overbrengen’; vgl. de hedendaagse Duitse groet en heilwens ‘alles Gute’
3 ‘aan de heren de raad’. Deze combinatie van meervoud en enkelvoud is voor ons hedendaagse taalgevoel minder acceptabel; wij zouden eerder iets zeggen als ‘de heren (de) raadsleden’.
4 Ik kan het niet ontcijferen, maar gezien de context moet het misschien als ‘in’ worden gelezen’(‘in uw brief’).
5 Dit kan ik evenmin ontcijferen, maar de lezing ‘etc.’ lijkt me niet overtuigend.
6 ‘begeren iuwer lieve weten’: ‘begeren de wetenschap van ulieven’, ‘willen dat ulieven weet’
7 voor ‘deselven’
8 voor ‘sich’, dus ‘zich’; zie ook verderop in de tekst
9 ‘denne’, aanwijzend voornaamwoord ter versterking van ‘juwe sendebaden’; vgl. ‘deme’ eerder in de tekst
10 voor ‘Lubeke’
11 mij onbekende afkorting
12 ‘voluit geschreven weergave’
13 De betekenis van ‘ricteren’ (‘magistraten’?) en met name die van ‘knechte’ (‘ridders’ of ‘ridderschap’?) in dit verband is mij niet duidelijk. De Hanze was (althans in hoofdzaak) een verbond van steden. Misschien heeft degene die deze opmerking later heeft toegevoegd zonder nadenken de vaste formulering gebruikt die hij ook gebruikte voor overeenkomsten die in de Staten tussen steden en ridderschap gesloten werden.


Wat is er nu nog van te zien?
In Roermond hebben we op vandaag nog steeds herinneringen dichtbij die ons herinneren aan de Middeleeuwen. Als men bijvoorbeeld kijkt naar de straatnamen in Roermond, verwijzen deze veelal naar de beroepen die in die tijd uitgeoefend werden of de activiteiten die er plaats vonden. Voorbeelden zijn de Bakkerstraat, Schoenmakersstraat, Wenmekerstraat, Koolstraat en de varkensmarkt.
Aan de Varkensmarkt ligt ook nog steeds het gebouw waar vroeger varkens werden geslacht en opgehangen. De haken hangen nog steeds aan de muur.