Hoofdstuk 
          5 Roermond op cultureel gebied
        
        5.1 De roermondse taal  
        Roermonds (Remunjs) is de taal die in Roermond gesproken wordt. Maar 
          zelfs binnen de Roermondse taal zijn er nog verschillen, zo kun je zelfs 
          vaak horen uit welke wijk iemand komt. Heel vroeger had men ook nog 
          een groep mensen die een andere taal spraken: het Bargoens. Dat was 
          een soort internationale handelstaal uit de middeleeuwen, Roermond was 
          immers een Hanze stad. Maar jammer genoeg leeft daar niemand meer van 
          en heeft niemand,zover we weten, zich de moeite genomen om er iets over 
          op te schrijven op een paar kreten na. Het Roermonds is een onderdeel 
          van het Limburgs dat erkenning heeft gekregen als officiële taal, 
          waardoor de taal bescherming krijgt en het niet zoals het Bargoens zomaar 
          verloren kan gaan. Roermonds wordt in heel Limburg begrepen, in tegenstelling 
          tot bijvoorbeeld het dialect uit Kerkrade. Dat zal wel komen omdat het 
          dialect uit Kerkrade een Ripuarischfrankische oorsprong heeft en Roermonds 
          is Maasfrankisch en dat is wat in het grootste deel van Limburg gesproken 
          wordt. Daarom zijn er mensen die moeite hebben met een Algemeen Beschaafd 
          Limburgs, omdat dan al die verschillen verloren kunnen gaan. De constante 
          versnippering van de streken waar Limburgs gesproken wordt, is de oorzaak 
          van het feit dat het Limburgs zich niet tot een geheel heeft kunnen 
          ontwikkelen intussen is ook iedereen heel trots op zijn plaatselijke 
          taal.
        Wat is dan het Limburgs precies?
        Het Limburgs is geen dialect maar een taal. Het Limburgs is dus ook 
          geen dialect van het Nederlands, sterker nog: het Limburgs staat zelfs 
          verder af van het Nederlands van het Fries (volgens de Feature Frequency 
          Method van C.Hoppenbrouwers). Limburgs is dus eigenlijk een taal waar 
          je best trots op kunt zijn, aangezien het een van de oudste nog intacte 
          taal van Europa is. 
        
          5.2 Monumenten in Roermond
        Het stadhuis
          Het stadhuis is gelegen aan de Markt in Roermond. Dit stadhuis heeft 
          een lange geschiedenis, al in 1399 werd er gesproken van een ‘raithuys’.
          Op 16 juli 1554 was er een grote brand in de binnenstad van Roermond, 
          deze brand verwoestte een hele hoop waaronder ook het stadshuis. Voor 
          de wederopbouw van het stadshuis kreeg de stad zes jaar lang jaarlijks 
          200 goudguldens, er kwamen nu leien- of pannen daken in plaats van riet 
          of hout waardoor brand zich nooit meer zo snel zou kunnen verspreiden.
          Rond 1700 kreeg het stadhuis een grote verbouwing, het diende vanaf 
          toen ook als vergaderplaats voor de Staten van het Overkwartier van 
          Gelre. In 1695 werd er een ridderkamer gebouwd, die volgens 19e eeuwse 
          beschrijvingen identiek is met de huidige burgemeesterskamer. Ook werd 
          er een vertrek voor de gedeputeerden van de Staten gebouwd, de huidige 
          Statenzaal (Trouwzaal).
          In 1876 werd de voorgevel van het stadhuis gecementeerd, in Franse stijl 
          gemoderniseerd, door de bekende architect Ch. Weber. Ook werd de oude 
          toegangsdeur herplaatst en de drie dakkapellen met de wapens van Limburg, 
          Roermond en Gelre dateren ook uit die tijd.
          Op 1 maart 1945 werd Roermond bevrijd van de Duitsers. De oorlog had 
          vele panden in de stad, waaronder ook het stadhuis, schade berokkend. 
          Er werden voorzichtig renovatieplannen gemaakt, maar dit duurde een 
          tijdje. Pas in oktober 1953 werd er begonnen met de renovatie. De staat 
          van het stadhuis van slechter dan verwacht, het bleek zelfs uitermate 
          gevaarlijk te zijn. In 1955 was de restauratie klaar, bij het stadhuis 
          was het pand Markt 32 gevoegd om plaats te maken voor het stijgende 
          aantal ambtenaren. Maar al snel bleek dit nog niet genoeg te zijn en 
          werd het gemeentearchief aan de Swalmerstraat gerestaureerd en uitgebreid 
          en achter het stadhuis kwam nieuwbouw (kelder en vier bouwlagen). Ook 
          werden er binnentuinen aangelegd en recent is daar nog het hoekpand 
          Swalmerstraat/ Jezuïtenstraat en een bouwlaag aan toegevoegd. In 
          2004 is de Statenzaal weer in oude staat hersteld. 
        
          De Kathedraal
          In de kathedraal staat de zetel (cathedra) van de rooms-katholieke bisschop 
          van Roermond. Een kathedraal is de zetelkerk van een bisschop. In de 
          16e eeuw werd er dus voor Roermond gekozen als bisschopsstad en niet 
          voor onze tegenwoordig hoofdstad van de provincie Maastricht. Roermond 
          was vroeger dan ook een belangrijke stad, de hoofdstad van het overkwartier 
          van Gelre. Onze eerste bisschop was bisschop Lindanus in 1577. IN 1801 
          werd het bisdom door de fransen opgeheven, maar in 1853 weer hersteld. 
          De toenmalige bisschop was bisschop Mgr. Paredis. Het huidige bisdom 
          Roermond is een van de zeven bisdommen van Nederland. De grenzen van 
          het bisdom lopen gelijk met die van onze provincie. 
        De oorspronkelijk parochiekerk kwam door de omwalling van de stad buiten 
          de stadsmuren te liggen, waardoor er voor de veiligheid van de stad 
          een nieuwe en grotere parochiekerk binnen de stadsmuren gebouwd moest 
          worden. De kerk werd omstreeks 1410 gebouwd in laatgotische stijl. Oorspronkelijk 
          werd de kerk in de vorm van een Grieks kruis gebouwd, maar door de vele 
          uitbreidingen in de loop der jaren is deze vorm veranderd. 
          De kathedraal heeft vele rampen te voorduren gehad. Een opsomming: 
        1554 stadsbrand, 1556 beeldenstorm, 1572 plundering troepen Willem 
          van Oranje, 1591 instorting gewelf, 1614 stormschade. Blikseminslagen 
          en heftige torenbranden in 1710, 1756,1790,1819 en 1921 storm waardoor 
          de torenspits van de kerk instort, ten slotte een aardbeving in 1992.
        Maar het zwaarst heeft de kerk geleden toen de Duitsers in 1945 de 
          toren opbliezen. 
        De kerk is rijk aan vele kunstwerken en historisch belangrijke voorwerpen. 
          De twee belangrijkste zijn het Sacramentsaltaar en de preekstoel.
        Het meest indrukwekkende kunstwerk in de kerk is ongetwijfeld de preekstoel. 
          Dit is een houtsnijwerk van Petrus Vinck uit de jaren 1725-1732. Ook 
          de biechtstoelen in de kerk zijn door hem gemaakt.
         
        
          
              | 
              | 
          
          
            Sacramentsaltaar  | 
            Plattegrond 
                St. Christoffelkathedraal  | 
          
        
        Munsterkerk
          Het pronkstuk van de laat Romaanse bouwkunst in Nederland. Deze kerk 
          stamt uit de 13e eeuw en ligt in het centrum van roermond. De kerk is 
          het enige overblijfsel van een abdij voor Cisterciënzer nonnen, 
          gesticht in 1218 door Graaf Gerard IV van Gelre.
          De graaf wilde hiermee de culturele en economische ontwikkeling van 
          de stad bevorderen, zodat Roermond kon uitgroeien tot de hoofdplaats 
          van Opper-Gelre. Daarbij hield hij in zijn achterhoofd dat hij en zijn 
          vrouw in de kerk begraven zouden worden. Tot op de dag van vandaag kun 
          je hun indrukwekkende graftombe onder de vieringkoepel bewonderen.
          De pracht en praal van dit graf, staat in contrast met de bescheiden, 
          sobere beukgalerijen boven de zijbeuken. Hier waart nog de geest van 
          de strenge Cisterciënzerinnen rond. In de invloedrijke kloosterorde 
          zwaaide bijna zo'n zes eeuwen lang in de Munsterabdij de scepter van 
          de strenge Cisterciënzerinnen. In 1798 gingen de kloosterpanden 
          ten onder aan de gevolgen van de Franse overheersing. De kloosterpanden 
          deden vanaf die tijd dienst als kazerne om in 1924 geheel gesloopt te 
          worden. 
          Grote rampen zijn aan het gebouw grotendeels voorbijgegaan, zodat veel 
          van het originele karakter bewaard is gebleven. Toch ziet de huidige 
          Munsterkerk er heel anders uit dan het oorspronkelijk deed. Dit komt 
          vooral door de ingrijpende restauratie tussen 1863 en 1890 onder leiding 
          van P.J.H. Cuypers.
        Deze beroemde Roermondse 
          rijksbouwmeester/architect sloopte onder andere de 18e eeuwse klokkentoren 
          en bouwde aan de westzijde van de kerk twee torens met spitsboogvensters. 
          Daarnaast bracht hij de oostelijke torens op gelijke hoogte met de torens 
          aan de westzijde. Dit veranderde het aanzicht van de kerk totaal, iets 
          wat niet iedereen hem in dank heeft afgenomen. De meest recente wijziging 
          was een gevolg van de aardbeving, waardoor de torens aan de oostzijde 
          moesten worden herbouwd.
        
          
 
          
 
          
        Graftombe graaf 
          van Gelre en zijn vrouw Plattegrond Munsterkerk
        
        Rattentoren
          De 
          Rattentoren is een restant van de vestingwerken uit 1300. De toren ligt 
          naast de kathedraal. Vanaf ca. 1500 waren de 20 muurtorens en 10 poorten 
          van de stad niet langer bestand tegen de kanonnen die toen gebruikt 
          werden. Toen de rol van Roermond als vestigingsstad eindigde in 1781, 
          werden in de periode 1819 tot 1843 de muren en torens afgebroken en 
          alleen de rattentoren bleef staan. De spits van de toren verbrande bij 
          de stadsbrand van 1554.
          De rattentoren werd in 1976 gerestaureerd door Louis Scheepers en kreeg 
          toen ook een nieuwe spits. In 1987 werd de rattentoren het onderkomen 
          van Poppentheater de Klaproos. De restauratie van de buitentrap en de 
          bovenverdieping werd door particulier initiatief in 1990 gerealiseerd.
        
          Minderbroederskerk
          De Minderbroederskerk is een protestante kerk die naar de gotische stijl 
          te oordelen, ergens in de 15de eeuw gebouwd moet zijn. De Minderbroederskerk 
          is de kerk van het Minderbroedersklooster dat van 1308 tot 1797 heeft 
          bestaan.
          De kerk heeft een oudere voorganger gehad, de Sint-Nicolaaskapel. In 
          1279 kregen de Roermondse begijnen (vrouwen die, zonder een kloostergelofte 
          af te leggen, met anderen gemeenschappelijk als geestelijke zusters 
          leefden) toestemming om zich te vestigen in een begijnhof buiten de 
          stadsmuren, bij de Sint-Nicolaaskapel. 
          Op 20 februari 1308 schonk graaf Reinald van Gelre de Sint-Nicolaaskapel 
          aan de Minderbroeders (Franciscanen) om er hun klooster te stichten. 
          De paters kozen een afbeelding van Nicolaas voor hun kloosterzegel. 
          Bij de bouw van de kerk is waarschijnlijk bouwmateriaal van de oude 
          Sint-Nicolaaskapel gebruikt. Dat kun je zien aan de grove brokken natuursteen 
          waarmee het ingangsportaal is gebouwd, het materiaal dat tot ongeveer 
          1300, tot men overging op baksteen, werd gebruikt. Eén van de 
          zijkapellen van de huidige kerk bleef aan Sint-Nicolaas gewijd.
          Sint-Nicolaas was de beschermheilige van de Roermondse schippers. Dat 
          blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat het schippersgilde aan de Sint-Christoffelkerk 
          een Sint-Nicolaasaltaar geschonken heeft. Maar ook uit een oude gewoonte 
          in het kader van de jaarlijkse Pinksterprocessie. De gewapende leden 
          van het schippersgilde haalden de Minderbroeders voor de processie altijd 
          bij hun kerk op, en brachten hen na afloop weer daarheen terug. We kunnen 
          aannemen dat de schippers in 1224 de Sint-Nicolaaskapel stichtten.
          De Minderbroeders werden zeer gerespecteerd door het gewone volk omdat 
          ze zo eenvoudig leefden en zich veel bezighielden met zorg. 
          Onder het gewone volk in Roermond bevonden zich in de 16e eeuw veel 
          aanhangers van de reformatie. Roermond ontwikkelde zich in de 16de eeuw 
          tot een bolwerk van calvinisten en wederdopers. Ze werden beschermd 
          door het stadsbestuur en de gilden gaven openlijk steun aan de calvinisten. 
          Protestantse predikanten uit het Maasdal en het aangrenzende Duitse 
          gebied kozen Roermond als centrale vergaderplaats, waarschijnlijk omdat 
          ze daar veilig waren. Van oktober 1566 tot april 1567 was de stad een 
          calvinistische gemeente calvinistische gemeente, met predikant en al. 
          Daarna moest de predikant de stad verlaten, maar de kerkdiensten gingen 
          gewoon door in de open lucht, net buiten de stad. Op 2 juli werd het 
          protestantisme niet langer gedoogd, maar met de harde hand onderdrukt. 
          De poorten werden gesloten voor de mannen die terugkwamen van de opluchtdienst. 
          Hun vrouwen en kinderen werden met touwen en manden over de stadsmuren 
          buiten gezet. Ook de Minderbroeders werden aangepakt, zij werden voortaan 
          de recollecten (recollectie= periode van afzondering voor godsdienstige 
          overdenkingen, gedurende enkele uren of een dag) genoemd. De bezittingen 
          van het klooster werden door de kerk in beslag genomen en het klooster 
          zou in 1609 worden omgevormd tot een recollectiehuis, het doel was dus 
          afzonderen van de broeders. Maar zover kwam het niet, want in 1572 barstte 
          de Tachtigjarige Oorlog los. Het klooster werd geplunderd en deels verwoest 
          door de huurlingen van Willem van Oranje. 
          In 1576 brak er een periode van rust voor de Minderbroeders aan die 
          meer dan twee eeuwen duurde. Het klooster was hersteld en alles liep 
          op rolletjes. Talrijke geestelijken kregen in het klooster hun opleiding 
          en studeerden er af. Gewone mensen en aanzienlijken bezochten de kloosterkerk 
          en lieten zich er begraven. In 1609 richtten de Minderbroeders het grote 
          kruisbeeld aan de Minderbroedersstraat op. Dit beeld heeft volgens de 
          overlevering tot Johanna van Randenraedt gesproken en wordt daarom wel 
          de ‘Sprekende Christus’ genoemd. Ook is wel beweerd dat 
          het beeld elf tenen zou hebben. In zijn huidige gedaante heeft het er 
          gewoon tien. Als er een elfde teen is geweest, dan is die in het verleden 
          een keer weg gerestaureerd.
          De tweede stadsbrand van 1665 ging net aan het klooster voorbij. Bij 
          de aardbeving van 1692 stortten echter de gewelven van de kerk in. Drie 
          jaar later moest de toren worden gesloopt, die al tientallen jaren bouwvallig 
          was. Ook werd de kerk bij het beleg van 1702 in brand geschoten. In 
          1710 was alle schade weer hersteld.
         In de 18e eeuw 
          kwam er weerstand tegen de macht en rijkdom van de kloosterorden. Keizer 
          Jozef II liet daarom alle ‘onnutte’ kloosters sluiten. In 
          eerste instantie ontkwamen de Minderbroeders hieraan, maar in 1794 lijfde 
          Frankrijk de Zuidelijke Nederlanden in en kwam Roermond terecht in de 
          Franse revolutie. De godsdienstvrijheid werd ingevoerd, kerk en staat 
          werden gescheiden, kerkelijke bezittingen werden in beslag genomen en 
          zo volgden er nog meer negatieve ontwikkelingen voor de kerk. 
          Ook de Roermondse Minderbroeders ontkwamen hier niet aan en begin 1795 
          werden ze gedwongen om gewonde soldaten te verplegen, iets wat als erg 
          beschamend werd bevonden door de Roermondenaren. Minstens twee paters 
          (misschien wel vier of vijf) overleden aan een besmettelijke ziekte 
          die ze tijdens dit werk opliepen.
          Twee jaar later werden de overgebleven kloosters gesloten. De fransen 
          boden de broeders een geldsom aan om vrijwillig het klooster te vertrekken, 
          maar de paters weigerden deze. Op 13 februari werden ze met geweld de 
          kerk uit gezet. De Minderbroederskerk stond vervolgens 3 jaar leeg.
          In de jaren 90 zette een groep burgers een actie op om de leegstaande 
          Minderbroederskerk te mogen gebruiken als tweede parodiekerk. In 1797 
          werd de eerste mis opgedragen. Dit duurde maar een half jaar, omdat 
          de priesters geen trouw aan de grondwet en haat aan het oude bestel 
          hadden gezworen. Zij hadden de kerk niet langer tot hun beschikking. 
          Er gebeurde nog nauwelijks iets in de kerk en de onderdrukking van het 
          christendom ging verder. 
          In 1798 werden de bezittingen van het klooster publiek verkocht, waarna 
          de gebouwen werden verhuurd aan een bakker. Verschillende mensen kochten 
          de voorwerpen op, waaronder ook gelovigen die kerkelijk bezit opkochten 
          in afwachting van betere tijden. Zo zijn verschillende stukken uit het 
          Minderbroedersklooster bewaard gebleven: de preekstoel, enkele biechtstoelen, 
          het hoofdaltaar, de kruiswegstatie, het Maria-altaar en het monumentale 
          orgel. Deze voorwerpen kan men nog op verschillende plaatsen in Nederland 
          en België terugvinden. 
          Met Napoleon (rond 1800) kwam er een einde aan de onderdrukking van 
          de kerk. De verbannen priesters keerden weer terug en de Minderbroederskerk 
          werd opnieuw opengesteld.
          Na de val van Napoleon werd er een hervormde gemeente (parochie) opgericht 
          door het garnizoen van Roermond, die beschikking kregen over een deel 
          van de kerk. Het klooster kwam in handen van het stadsbestuur en werd 
          gesloopt in 1863. Een jaar later kon de hervormde gemeente dankzij een 
          rijkssubsidie de rest van de kerk kopen. 
          In 1906 vond er een restauratie plaats onder leiding van dr. P.J.H. 
          Cuypers. Cuypers streefde er altijd naar om de kerken die hij restaureerde 
          zoveel mogelijk te laten lijken op de staat waarin het in de middeleeuwen 
          verkeerde, dat betekende dus voor de reformatie. Er werd beweerd dat 
          Cuypers de kerk geschikt wilde maken voor de katholieken, zodat deze 
          weer gemakkelijker aan hen terug kon worden gegeven. Maar uiteindelijk 
          lieten de kerkbestuurders zich niet leiden door hun wantrouwen en kreeg 
          Cuypers de opdracht.
          De gotische vensters werden hersteld en de ingang verplaatst naar de 
          westzijde. Het neogotisch meubilair waarmee de kerk werd ingericht kwam 
          uit het atelier van Cuypers zelf. 
          In 1973 fuseerde de hervormde gemeente met de Roermondse gereformeerde 
          kerk. Zo ontstond één van de eerste oecumenisch-protestantse 
          gemeenten in het land.
        
          5.3 Welke elementen uit deze geschiedenis zijn nu nog merkbaar?
        
        Op cultureel gebied 
          is er nog ontzettend veel te zien van de roermondse geschiedenis: de 
          architectuur van P. Cuypers, de vele religieuze gebouwen en hun kunstschatten, 
          de vele bestuursgebouwen van vroeger, het stadhuis met zijn statenzaal 
          en voor de kunst kun je terecht in het stedelijk museum. Maar ook als 
          men gewoon door de stad loopt en nauwkeurig kijkt komt men ontzettend 
          veel dingen tegen die iets zeggen over de (culturele) geschiedenis van 
          Roermond.