|     
        
        
        
        Overkwartier 
      Beeselse 
      Landschap 
      Ongeschreven 
        Geschiedenis  
      Bestuur 
        en 
        Organisatie  
      Bezit 
               
        Verpanding 
        en Overdracht 
      Toezicht 
        en 
        onderhoud 
        wegen  | 
      
         
         
         
          Toezicht en onderhoud van wegen.
         
          Het toezicht op en onderhoud van wegen is altijd een belangrijk aandachtspunt 
          geweest van de verschillende overheden. Het onderhoud bracht immers 
          (vaak hoge) kosten met zich mee. 
          De belangrijkste wegen waren ongetwijfeld de huidige Rijksweg en de 
          vroegere Keulse Baan. Deze wegen waren economisch gezien het interessantste 
          en werden dan ook het beste onderhouden. Over de toestand van de wegen 
          is tot pakweg de 18e eeuw feitelijk weinig bekend. We mogen echter aannemen 
          dat deze niet of nauwelijks beter was dan de kwaliteit van de huidige 
          zandwegen. 
          In de 18e eeuw was het aantal tollen op de Maas zodanig toegenomen, 
          dat het goederenvervoer in toenemende mate over land plaatsvond. Niet 
          dat men hier vrij was van tolgelden. Beesel kende in de 18e eeuw een 
          barrière op de weg naar het veer (misschien het kleine gebouwtje 
          zonder verdere aanduiding op de Smaberskaart op de splitsing Kesselseweg/Roozendaelseweg?) 
          en nabij de Kievit. 
          Kennelijk werd in de 18e eeuw elk half jaar door de plaatselijke overheid 
          toegezien op de toestand van de gemeentegronden, zoals blijkt uit archiefstukken 
          van 3 juli 1724. Enkele schepenen verklaarden op die dag dat de landscholtis 
          op 13 juli 1723 aanwezig was geweest in Beesel om 'beleijdt' te houden 
          over de wegen en waterlopen. Enkele schepenen hadden er bij die gelegenheid 
          op aangedrongen niemand van hen afzonderlijk voor dit werk uit te sturen, 
          maar dat dit gezamenlijk zou gebeuren opdat niemand achteraf iets te 
          zeggen zou hebben. De scholtis had hiermee ingestemd maar tevens gezegd 
          dat het toezicht op deze manier meer dan een dag zou kunnen kosten. 
          Dit gebeurde ook, waardoor de scholtis genoodzaakt was geweest om te 
          overnachten in de gemeente. Dit had zich tijdens het daarop volgende 
          beleid van de maand september herhaald. 
          De overheid stelde ook eisen aan de toestand van de wegen, onderverdeeld 
          in verschillende klassen. Bijzondere aandacht had de oversteek van beken, 
          zoals de Schelkensbeek op de grens met Belfeld en de Teutebeek tussen 
          Swalmen en Beesel. De in- en uitrit van deze Teutebeek werd o.a. in 
          1826 gerepareerd; volgens de burgemeester bleef het echter behelpen. 
          De Rijksweg was in deze jaren nog steeds zo slecht dat 's winters alleen 
          rijtuigen met twee wielen nog enigszins vooruitkwamen. 
          In januari 1833 schreef burgemeester Ruijs een vermanende brief aan 
          Theodor Stoffels in verband met ijs op de weg, dat werd veroorzaakt 
          door de pomp aan diens huis en een gevaar vormde voor de weggebruikers. 
          In 1828 was inmiddels bepaald dat op de Rijksweg een kiezellaag van 
          4 el breed en 15 duim diep moest worden aangebracht. Kantonniers moesten 
          er voor zorgen dat de weg berijdbaar bleef. Langs de provinciale weg 
          van Roermond naar Venlo werd in 1839 de kantonniersdienst tussen de 
          school van Swalmen tot op de Reuver verricht door de kantonnier van 
          Swalmen. Van de Reuver tot aan de brug van Tegelen of Steijl werd deze 
          gedaan door Renier Stevens van de gemeente Beesel. Deze afstanden waren 
          echter te groot en de weg bevond zich dan ook meestal in slechte staat. 
          Bovendien wenste de burgemeester van Beesel meer toezicht op de kantonniers. 
          In de Belgische Periode (1830-'39) werd het wegenstelsel niet noemenswaardig 
          verbeterd. De Rijksweg Roermond-Venlo werd verbreed tot 12 el met over 
          een breedte van 5 el een fatsoenlijk kiezelbed. Een tol op 200 meter 
          afstand van de herberg in Reuver moest de kosten helpen dekken. 
          Op 19 april 1839 ging Limburg na de Conferentie van Londen weer tot 
          het Koninkrijk Nederland behoren. De burgemeester moest elk jaar melden 
          of aan de eisen voor het snoeien en planten van bomen en heggen en het 
          bouwen van huizen langs de doorgaande wegen was voldaan. Dat dit laatste 
          niet overbodig was, laten archiefstukken uit 1841 zien: het huisje van 
          Willem Smeets op den Reuver bevond zich gedeeltelijk op de aarden zijweg, 
          waardoor de sloot langs deze weg ter plekke niet kon worden doorgetrokken. 
          Smeets probeerde het huisje geruime tijd te verkopen; zou hij een groter 
          en sterker huis bouwen om dit duurder te verkopen, dan zou het obstakel 
          nog meer en nog langer tot last zijn. De burgemeester vond het dan ook 
          beter voor de gemeente wanneer de bouwval gesloopt werd; bovendien werd 
          het vrijwel uitsluitend verpacht aan arme en vreemde personen, waarvan 
          hij overduidelijk niets moest hebben. 
          In 1842 werd de rest van de weg Maastricht-Nijmegen voltooid. Na 1865 
          werden ook andere wegen voor en na bekiezeld. Oudere bewoners herinneren 
          zich wellicht de tijd dat veel straten nog onverhard waren. Balken of 
          takkenbossen over de helft van de weg, die geregeld werden verlegd, 
          zorgden ervoor dat het verkeer binnen zekere banen werd geleid en de 
          weg niet al te zeer beschadigd werd door de smalle karrewielen. Bewegwijzering 
          deed zijn intrede in 1875; de ijzeren wegwijzer op de hoek burgemeester 
          janssenstraat/rijkel dateert van 28 september 1894. Ook de eerste straatverlichting 
          verscheen rond de eeuwwisseling. Verbods- en gebodsborden gaven al in 
          1910 bijvoorbeeld de maximumsnelheid aan. Om het stuiven tegen te gaan 
          werd in juni 1914 de eerste teer gebruikt in Reuver. Asfalteren, wegmarkeringen, 
          vluchtheuvels, zebrapaden en bijvoorbeeld parkeerstroken dateren van 
          nog later. Alleen al wat dat betreft is het straatbeeld in de laatste 
          halve eeuw ingrijpend veranderd. 
          De eerste straatnamen werden vastgesteld in juni 1934. Zoo spoedig mogelijk 
          zullen de straten door straatnaambordjes worden aangegeven. De bestaande 
          huisnummering zal zoo mogelijk blijven bestaan tot de eerstvolgende 
          volkstelling, zo werd afgesproken. De huisnummering per straat, zoals 
          we die tegenwoordig kennen, kwam na een raadsbesluit van 7 juni 1948 
          in de plaats van de tot dan toe gebruikelijke doorlopende nummering. 
            
        |