DE ALGEMENE
BEGRAAFPLAATS NABIJ KAPEL IN ‘T ZAND TE ROERMOND.
Door: Guus Rüsing ©.
HISTORIE.
De geschiedenis van de Algemene Begraafplaats, gesticht in 1785, nabij
de Kapel in ‘t Zand te Roermond, hangt nauw samen met de ingewikkelde
staatkundige geschiedenis van Roermond. Van 1715 tot 1792 behoorde Roermond
(Het oude Overkwartier van Gelre werd min of meer willekeurig in vieren
gedeeld), evenals ongeveer het huidige België, tot de Zuidelijke
Nederlanden en stond onder Oostenrijks-Habsburgs gezag. Van 1792-1793
was er een Frans republikeins intermezzo en dan van 1793-1794 weer even
Oostenrijks-Habsburgs. Van 1794-1814 was het Frans republikeins, later
deel van het keizerrijk. In 1814-15 stond Roermond onder geallieerde
bezetting. Van 1815-1830 Nederlands, van 1830-1839 Belgisch. Van 1839-1867
als Hertogdom Limburg lid van de Duitse bond en tenslotte van 1867 tot
heden: Nederlands, afgezien van de inlijving bij de Gau Düsseldorf
op het einde van Wereldoorlog II.
Deze opsomming heeft twee belangrijke elementen: een tijdlang was hier
de Oostenrijkse wetgeving vanuit Wenen van toepassing en een tijd stond
Roermond rechtstreeks onder Frans bestuur. Roermond heeft nooit tot
het Koninkrijk Holland of tot de Bataafse republiek behoort.
Belangrijker is echter het “Edict van den Keyser, aengaende de
begraeffenissen. Van den 26 Junii 1784.” In dit Edict van Josef
II werd het begraven in “eene Kerk, Kapelle, Bid-Plaets of ander
bedekt Gebouw” verboden. Artikel IV luidt: Daer zullen buyten
den omtrek der Steden en buyten de Vlecken ofte Borghten, Kerkhoven
worden opgerecht in de welke alleen het zal geoorloft wesen te begraeven”.
Met andere woorden; er mag niet meer op de kerkhoven binnen de stadsmuren
worden begraven en er moet buiten de stad een begraafplaats worden opgericht.
De stad Roermond heeft dit al in 1785 uitgevoerd.
Het Franse decreet van 12 juni 1804 (23 Prairial van het jaar XII) waarbij
het begraven in kerken, na veel politiek gekrakeel in Parijs, definitief
werd verboden, had in Roermond onmiddellijke rechtskracht. Roermond
was immers Frans. In andere delen van Nederland gold het pas na de inlijving
bij Frankrijk in 1810.
Het Souverein Besluit van de latere Koning Willem I van 24 december
1813, waarin het begraven in kerken weer werd toegestaan had in Roermond,
dan nog onder geallieerd bestuur, geen invloed. Daarbij was het Besluit
alleen bedoeld om enkele deftige onderdanen te contenteren, en Roermond
had al een stevige traditie in de buitenlucht opgebouwd aan de Kapel
in ‘t Zand. Bovendien was hier meer ruimte dan in welke kerk ook
om met grootse mausolea, ontworpen door diverse kunstenaars, indruk
te maken op de minder bedeelden. Echte armen werden sowieso nooit in
een kerk begraven. Eindelijk, bij Koninklijk Besluit van 22 augustus
1827, wordt het begraven in kerken per 1 januari 1829 verboden. Enige
uitzondering is de koninklijke grafkelder van de Nieuwe Kerk te Delft.
Om een idee te hebben hoe het eraan toeging in de stad Roermond voordat
deze begraafplaats gesticht werd, zijn enkele gegevens uit 1783 interessant.
Er vonden in totaal in dat jaar 130 begrafenissen plaats; 107 op kerkhoven
en 23 in de kerk. De begravingen in de kerken waren als volgt verdeeld:
De (enige) parochiekerk (de huidige St.Christoffelkathedraal): 9, Minderbroeders:
9, Kruisheren: 1, Munster: 2, Religieuze Penetenten: 1 en tenslotte
de Kapel in ‘t Zand: 1. Bij de begravingen op kerkhoven valt op
dat er niet minder dan 58 bij de Minderbroeders plaatsvinden. Goede
tweede is het parochiekerkhof bij de St. Christoffelkerk met 27.
Het Edict van Josef II uit 1784 is duidelijk en stellig. Het bevat XXII
artikelen die maar voor één uitleg vatbaar zijn. Er zijn
rigoreuze boetebepalingen opgenomen: “Alle die welke, op welkdaenige
manier het zoude mogen wesen, zullen medegwerkt hebben tot de Begraeffenisse
op eene verbode Plaetse” krijgen een boete van duizend gulden
(toen een fors bedrag) per persoon en moeten de kosten van opgraven
en herbegraven betalen.
Heel praktisch is Artikel VII: Men zal ieder Kerkhof omringen met eenen
muur, men zal’er een Kruys oprechten, en men zal er eene Woonplaets
bouwen voor den Grafmaeker, den welken sal hebben de bewaerenisse van
het Kerkhof”. Roermond voldoet op enig moment keurig aan alle
voorwaarden.
Vooruitstrevend is de Keizer in Artikel XXI: “Daer zal in ieder
Kerkhof, eene afgescheyde plaetse worden gereserveert voor de Protestanten
om’er hunne Dooden te begraeven, ten waere nochtans dat sy liever
hadden van te hebben een bezonder Kerkhof, in welk geval de Magistraeten
hun ten dien eynde gratis eene plaets sullen aenwijzen buyten de Stad”.
Ook aan deze voorwaarde voldoet de stad Roermond. Het woordje gratis
zal er wel debet aan zijn geweest dat dit gelijk bij de oprichting van
de Algemene Begraafplaats geregeld wordt. Zonder tandengeknars zal dit
alles niet niet gegaan zijn; kerken en kloosters missen zo behoorlijke
inkomsten uit de begrafenissen. En wat een novum in het overwegend katholieke,
eind 18e eeuwse Roermond: de gemeente bemoeit zich met het begraven.
Op 16 juli 1784 volgt er al: “Instructie voor de bestierders der
parochie van deze stad op de begrafenissen, en over den nieuwen Kerkhof”.
Op 2 mei 1785 regelt de stad de begrafenissen in zes(!) klassen.
Eerste begraving 1785.
In het begraafregister van de parochiekerk van St.Chistoffel kunnen
we lezen: “Op heden maendag den 2 meij 1785 is het lichaam van
Hendrina, oud omtrent twe maenden, dochter van Lambertus Wokorka, leyendeckersknecht,
de eerste begraven op den Algemeynen Kerkhof achter de Cappele van onze
Lieve Vrouwe in ‘t Zand en omdat den zelven noch niet gewijdt
was hebbe de gewijde aerde met consent van Zijne Doorluchtige Hoogweerde
in de kist gedaen en is overleden den selven dito (dus 2 mei, G.R.)
‘s morgens omtrent half vieren heb dese getekent: A. van den Steenwegh,
canonick en pastor.”
Er volgen begrafenissen op 6 en op 27 mei van het jaar 1785. Op 30 mei
wordt het rooms-katholieke deel van het kerkhof gewijd door de bisschop
Mgr. Van Hoensbroeck en dezelfde dag wordt er ook weer begraven. Vanaf
dat moment is althans in de archieven van de Gemeente Roermond geen
enkele begrafenis meer in kerken of op kerkhoven te vinden.
In de loop der tijd wordt de begraafplaats enkele malen uitgebreid in
oostelijke richting. Op een kaart van voor 1853 zien we duidelijk de
woning van de grafmaker, het kleinere protestantse deel en het oude
Joodse deel, dat dan nog buiten de huidige begraafplaats ligt. Vermoedelijk
is dit ouder dan de begraafplaats zelf.
De Roermondse architect C.H. Dupont ontwerpt een heel project voor aankoop
en ruiling van land ter vergroting van de begraafplaats. In 1881 is
er nog een grote uitbreiding en een kleinere in 1910.
Trouwens, het verschil tussen een Algemene Begraafplaats en een kerkhof
is dat deze laatste altijd bij een kerk lag en een Algemene Begraafplaats
niet. Bovendien valt een Algemene Begraafplaats onder gemeentelijk eigendom
en beheer.
Hoe dan ook: de Algemene Begraafplaats van Roermond bezit een rijke
historie en talloze mooie graven en is daarom een bezoek meer dan waard!