DE MARTELAREN
VAN ROERMOND
Met
de Martelaren van Roermond worden de dertien priesters en kloosterlingen
bedoeld die op 23 juli 1572 in het kartuizerklooster van Roermond werden
vermoord.
Twaalf van hen behoorden tot de orde van de kartuizers. De dertiende
was de secretaris van de bisschop van Roermond, die naar het klooster
was gevlucht.
Deze massamoord vond plaats in de eerste jaren van de Tachtigjarige
Oorlog. Nadat Willem van Oranje op 23 juli 1572 Roermond had veroverd,
liet hij de stad plunderen. |
Zijn veelal protestantse soldaten concentreerden zich met name op de
katholieke kerken en kloosters.
In de Roermondse
kartuis richtten ze een waar bloedbad aan. Meer dan de helft van degenen
die er aanwezig waren, werd met nietsontziend geweld vermoord.
Door katholieken
werden de dodelijke slachtoffers als martelaren beschouwd. Aan de bekendheid
en verering van de Martelaren van Roermond droeg in belangrijke mate
het boek bij dat Arnoldus Havensius over hen schreef. In veel kloosters
van de kartuizerorde werd hun marteldood in herinnering gehouden door
afbeeldingen van de martelaren en van het bloedbad in het Roermondse
klooster. Hun beenderen werden als relieken vereerd. Tegenwoordig worden
ze bewaard in de Caroluskapel, de voormalige kloosterkerk van de Roermondse
kartuis.
De Martelaren
Hieronder volgen de namen van de Martelaren in de vermoedelijke volgorde
waarin zij op 23 juli 1572 werden gedood.
In het kloostergedeelte van de lekenbroeders:
Stefanus
van Roermond, kartuizerbroeder, portier, werd op gruwelijke
wijze verminkt en gedood.
Albertus
van Winsen, kartuizerbroeder, voormalige kok, verlamd door
een beroerte, werd in zijn bed gedood.
Johannes
van Sittard, kartuizerbroeder, de bakker, werd gedood nadat
hij in zijn schuilplaats was ontdekt.
In het kloostergedeelte
van de koormonniken:
Erasmus
van Maastricht, kartuizer en priester, oud en moeilijk ter
been, werd gedood op weg naar de kloosterkerk.
Matthias
van Keulen, kartuizer en priester, oud en geestelijk verzwakt,
werd in zijn cel of op de drempel ervan gedood.
In de kloosterkerk:
Henricus
Wellen, kartuizer en diaken, werd met een dolksteek gedood.
Johannes
van Luik, kartuizer en priester, werd gedood door een geweerschot
in zijn hoofd.
Johannes
Leeuwis, kartuizer en priester, werd zwaar gewond aan zijn
schouder door een slagzwaarde en door een dolksteek in zijn hart gedood.
Johannes
Gressenich, kartuizer en diaken, werd door een messteek dodelijk
gewond en stierf enkele dagen later in Maaseik.
Severus
van Koblenz, kartuizer en priester, gast, werd ernstig gewond
aan zijn hoofd,
waardoor zijn bloed achttien voet hoog tegen de muur opspatte, en stierf
aan de gevolgen hiervan of mogelijk door verdere martelingen.
In de kloostertuin:
Paulus
van Waelwijck, priester, secretaris van de bisschop van Roermond,
werd ernstig mishandeld en op gruwelijke wijze gedood in de boomgaard
van het klooster.
Buiten
het kloosterterrein:
Wilhelmus
Wellen, kartuizer en priester, procurator of econoom van het
klooster,
werd door een slagzwaard aan zijn hoofd gewond en op straat door een
geweerschot gedood.
Vincentius
van Herck, kartuizer en priester, koster, werd op straat gruwelijk
verminkt
en bespot en door een geweerschot en ophanging gedood.
Eén
van de kartuizermartelaren van Roermond,
door Juan Sánchez Cotán ca. 1617.