Hoofdpagina

 

Lebon & Suilen

 

 

KEULS AARDEWERK

Wat is Keuls aardewerk?
Om te beginnen is Keuls aardewerk eigenlijk geen aardewerk maar steengoed en is het begrip Keuls eigenlijk ook niet juist.
Dat vraagt natuurlijk om nadere uitleg.

De verschillen tussen aardewerk, steengoed en porselein zijn:
Aardewerk is klei, gebakken tussen 800 en 1100 ºC, waarbij geen versintering of verglazing optreedt. Het is dus poreus.
Steengoed is gemaakt van een kleisoort die tegen hogere temperaturen bestand is (ca 1200-1300ºC), waarbij het versintert en daardoor ondoordringbaar voor de meeste vloeistoffen wordt. Het is ook goed bestand tegen zuren.
Porselein is gemaakt van kleisoorten die onder nóg hogere temperaturen (ca 1280-1400ºC) worden gebakken, waardoor het totaal verglaast. Het kan veel dunner gemaakt worden, en krijgt dan ook een mooie klank.
Het kan allemaal worden samengevat onder het begrip Ceramiek. (Ceramiek komt van het Griekse woord "Keramos", dat drinkvat/aardewerkvat betekent).

Het begrip "Keuls" is ontstaan door het feit dat het hele gebied rondom Keulen beroemd was om zijn steengoed. Eigenlijk zou "Rijnlands" een beter begrip zijn, omdat het in het hele stroomgebied van de Rijn wordt vervaardigd. Het oudste bekende centrum van deze techniek is Siegburg. Er is dan echter al heel wat aan vooraf gegaan: Pingsdorf; proto-steengoed; bijna steengoed waarop we hier niet verder ingaan. Het echte steengoed begint zo rond het laatste kwart van de 13e eeuw. Pas in de 14e eeuw wordt dit "echte" steengoed van zoutglazuur voorzien. Ook Raeren is een beroemd centrum voor steengoed evenals Frechen. Later nam het Westerwald (Kannenbäckerland), het gebied met vele productieplaatsen die markt over, waar ook nu nog veel "Keuls" gemaakt wordt en natuurlijk niet te vergeten de stad Keulen zelf, waaraan wij de naam van dit steengoed ontlenen.

Het meest opvallende van Keuls steengoed is wel zijn glazuur. Het is wat men noemt een zoutglazuur.
De chemische naam van zout is natriumchloride, dat tijdens het bakken verandert in natriumoxide en zoutzuur. Dit zoutzuur komt als een gas uit de oven. Door deze chemische reactie slaan de dampen als natrium-aluminium-silicaten op de kannen en kruiken in de oven neer. Bij reductiebrand wordt een oven, als hij de juiste temperatuur heeft bereikt, geheel afgesloten zodat er geen zuurstof meer bij kan. Het vuur haalt zijn zuurstof, die het nodig heeft om te kunnen branden, dan uit het steengoed, waardoor dit dan nog sterker wordt. Wel komt daar dan ook nog chloorgas bij vrij, dus gezond was dat werk niet bepaald. Men moest daarom ook rekening houden met de windrichting.
Zout verdampt bij 1250º, dus als de pottenbakker dacht dat het vuur bijna heet genoeg was hoefde hij maar een beetje zout in de oven de strooien, om de temperatuur te testen. Dan werd de oven "gezouten" dat wil zeggen: men strooit flink zout in de oven, dat dan op de kannen/potten neerslaat en dat mooie glazuur vormt. Zoutglazuur is doorzichtig, maar door allerlei toevoegingen kon men allerlei kleuren glazuur maken. Dit zout kwam van de kust, en het zo typische kobalt, dat voor die mooie kobaltblauwe decoraties zorgt kwam uit Polen.

Ook hier in onze omgeving, langs de Maas, komt klei voor die geschikt is om als steengoed gebakken te worden.Vooral Tegelen, Belfeld, Beesel en Swalmen zijn bekend om hun dakpannen en gresbuizen-industrie, (Grès is het Franse woord voor steengoed) maar ook om hun "Keuls aardewerk". (Zoals bijv. Lebon in Swalmen en Gebr.Canoy in Tegelen).
Aan de kleur van de scherf is soms de plaats van herkomst van de klei te zien. (Gelig voor de Maas)
Al sinds de 14e eeuw wordt zoutglazuur steengoed gemaakt en de pottenbakkers bleven vaak generaties lang de zélfde vormen gebruiken. Daarom is het heel moeilijk te dateren. Bij archeologische opgravingen kan men het vaak dateren door de laag waarin het gevonden wordt. Het "Westerwald/Keuls/Rijnlands" is tot de tweede helft 19e eeuw goed dateerbaar maar daarna wordt het lastiger. Ook de plaats van herkomst is vaak moeilijk te herkennen. Intussen is de Universiteit van Bonn in Duitsland begonnen met een studie, om door middel van een "Neutronenaktiveringsanalyse" de plaats van herkomst te bestemmen en in België (Universiteit van Gent) is men bezig een methode te ontwikkelen om aan de hand van determinatie van lood en lood-isotopen in het glazuur de "vingerafdruk" van Keuls te bepalen.

Maar tot die technieken vervolmaakt en betaalbaar zijn, zullen archeologen, en liefhebbers van Keuls aardewerk, het toch puur vanuit hun ervaring moeten zien te dateren en plaatsen.

Charlotte Ruijs-Janssen
Met dank aan Ron Tousain