ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK ROERSINGELROTONDE
Kroniek van een aangekondige verKragting
TEKST: GERARD VAN DE GARDE
Het meest dramatische monumentennieuws van de afgelopen maanden was
de vernieling van een middeleeuwse muurtoren bij de aanleg van de Roersingelrotonde.
Nadat drie dagen tevoren al een stuk stadsmuur en de resten van een
hele gevelwand waren gesneuveld, moest de toren op 23 januari wijken
voor een dikke rioolbuis. "Een archeologische ramp", inderdaad.
Woedende Roermondenaren keken vloekend toe, klommen de bouwput in om
foto's te maken en belden gemeenteambtenaar Erik Caris plat. Waarom
kon die riolering niet een paar meter verderop worden gelegd? En waarom
werd de zaak niet tenminste door archeologen onderzocht voor het verloren
ging? Was dit niet de zoveelste archeologische blunder van de gemeente?
Wethouder Lodewijk Imkamp reageerde "zeer gepikeerd" en "boos" op verwijten van de Werkgroep Archeologie van Rura en sloeg terug: de
werkgroep zou informatie hebben achtergehouden.
Waardoor is het (opnieuw) misgegaan?
Het verhaal begint in 2000. De vernieuwing van de Roersingelrotonde
wordt voorbereid, een groot project waarbij tegelijk de capaciteit van
de riolering in de omgeving moet worden vergroot.
Het project is bij voorbaat 'archeologiegevoelig'. De kans is groot
dat de nieuwe riolering, een lastige civieltechnische puzzel, op diverse
plaatsen door resten van de middeleeuwse stadsommuring heen moet. Dat
betekent archeologisch onderzoek. Tijdens de voorbereidingen, in 2001,
ontstaat er bovendien tweemaal een kleine rel over resten van de middeleeuwse
stadsmuur in het gebied (zie kader). De gemeente wil met het rotondeproject
oudheidkundig goed voor de dag komen.
Vooraf wordt een verkennend onderzoek gedaan. In maart 2001 zijn de
aanbevelingen bekend. Er is op zijn minst een aanvullend onderzoek nodig.
Op een kaart wordt de 'archeologische verwachting' ingetekend; de grondwerkers
kunnen stuiten op de funderingen van:
1 een stuk stadsmuur (langs de Minderbroederssingel);
2 de Ezelspoort, onderdeel van de stadsommuring (aan het einde van de
Molenstraat);
3 een tweede stuk stadsmuur (tussen de Molenstraat en de rotonde);
4 een toren, eveneens onderdeel van de stadsmuur (naast de rotonde);
5 een derde stuk stadsmuur (voorbij de rotonde richting Brugstraat).
Wethouder Imkamp noemt de muurtoren later voor de microfoon van Omroep
Maas en Grens "een vondst die absolúút niet voorzien
was", maar de gemeente wist dus wel degelijk dat de toren tevoorschijn
zou kunnen komen.
Op 21 januari 2002 vraagt de gemeente een offerte aan voor aanvullend
onderzoek bij haar 'huisarcheologen', het Archeologisch Diensten Centrum
(ADC) in Bunschoten. Men denkt aan een oost-westdoorsnede aan de noordkant
van de rotonde (zie kaartje). Dit beperkte gebied lijkt op basis van
de verkenning het interessantst, onder meer omdat daar ergens de muurtoren
moet liggen.
Bodemvervuiling
Een paar dagen later, op 30 januari, komt er een kink in de kabel. Op
die dag rapporteren milieudeskundigen dat een deel van het onderzoeksterrein
vervuild is. Het gaat om een stuk ten noorden van de rotonde, waar vroeger
een benzinepomp heeft gestaan (niet te verwarren met het benzinestation
aan de andere kant van de rotonde, langs de Roer). Dat valt vrijwel
samen met het gebiedje waar de archeologen willen graven. Het ADC vindt
het uit arbo-oogpunt niet verantwoord om haar medewerkers bloot te stellen
aan intensief contact met de vervuilde grond.
Gemeente en ADC stellen het plan bij. In plaats van een volwaardig aanvullend
archeologisch onderzoek vóór aan de rioolwerkzaamheden
zal er alleen een zogenaamde 'bouwbegeleiding' tijdens dat werk plaatsvinden:
de archeologen blijven op de rand van de bouwput staan, fotograferen,
tekenen en verzamelen alleen zeer selectief vondsten. Daarbij moeten
ze bovendien een aantal arbo-regels in acht nemen.
Er wordt niet overwogen om de geplande oost-westdoorsnede iets naar
het zuiden te verleggen, net buiten de grens van de vervuiling. Dan
zou het beoogde onderzoek gewoon kunnen plaatsvinden - zij het niet
op, maar vlak naast de ideale plek. Wel wordt besloten tot een onderzoek
bij de Ezelspoort.
De Molenstraat
Een tweede inperking van het onderzoeksplan komt uit onverwachte hoek:
van de Werkgroep Archeologie van Rura. Ambtenaar Erik Caris vraagt Rura
in september of onderzoek in de Molenstraat zinvol is. Daar zal een
riolering van 0,70 m en 1,05 m doorsnede worden vervangen door één
iets dikkere buis van 1,25 m. Rura hecht niet aan onderzoek in zulke
situaties. De grond is immers al verstoord bij de aanleg van het bestaande
riool; bij een simpele vervanging komt dan toch niets oorspronkelijks
aan het licht.
Belangwekkend detail: de Molenstraat is in de jaren vijftig van de vorige
eeuw verbreed, waarbij een complete rij oude huizen is gesloopt.
Op basis van de inschatting van Rura besluit de gemeente geen onderzoek
in de Molenstraat te laten doen. Later, als grondwerkers de gevelrij
blootleggen en vervolgens slopen, vliegen de gemeente en de werkgroep
elkaar daarover in de haren. Caris: "We hebben het besproken en
ze hebben uitdrukkelijk gezegd dat in de hele straat niets meer lag,
dat de straat als het ware archeologisch dood was." Ton Lupak van
Rura: "Nou... het is zo terloops genoemd dat het niet eens is genotuleerd.
En wij hebben nooit gezegd dat er niets meer te vinden was. We gingen
er alleen van uit dat de rioolwerkzaamheden niet zo'n verstorend effect
zouden hebben." Wethouder Imkamp verwijt de werkgroep later (in
Dagblad De Limburger), kennis voor zich te hebben gehouden: "Als
we van tevoren van die gevelrij hadden geweten, hadden we kunnen proberen
méér onderzoek te doen." Lupak: "In de jaren
tachtig is het wegdek daar vernieuwd. Voor ons is het vanzelfsprekend
dat de gemeente zoiets dan weet."
Een planning met verrassingen
Op dinsdag 14 januari 2003, laat in de middag, rinkelt de telefoon bij
het ADC in Bunschoten. De uitvoerder (van Kragten Civiele Techniek)
aan de lijn: de rioolwerkzaamheden beginnen woensdag of donderdag, dus
de 'bouwbegeleidingsploeg' van het ADC wordt de volgende dag verwacht.
Bij het ADC breekt enige paniek uit. Het werk had in november of december
2002 zullen beginnen en dat moment was uitgesteld, maar nu is het uur
u kennelijk aangebroken. Dat komt als een verrassing. De 'bouwbegeleiders'
zijn op zijn vroegst over een week beschikbaar, want vanwege de vervuiling
moeten ze kort voor het werk medisch gekeurd worden en die procedure
duurt één of twee weken.
De volgende ochtend, nog voor half 9, komt er vanuit Bunschoten een
druk telefoon- en e-mailverkeer op gang. Eerst met de gemeente Roermond:
hoe dit nu opeens kan? De projectleider koppelt vervolgens terug met
Kragten. Daar ontkent Roger Feller wat zijn collega de dag daarvoor
gezegd heeft over de start van het graafwerk: het werk wordt momenteel
alleen nog maar voorbereid en Kragten wil alleen die planning met het
ADC doorspreken. Daarop volgt een geprikkeld antwoord van de projectleider
waarin achterdocht doorklinkt: "Ik regel dit niet (...). Mij lijkt
het nodig dat jìj met ADC contact opneemt en een afspraak maakt
voor overleg en het misverstand wegneemt." Die afspraak wordt gemaakt
voor maandag 20 januari, met veldarcheoloog Gerard Tichelman.
En dan gebeurt het. Op maandagochtend, terwijl Tichelman onderweg is
naar Roermond, krijgt Caris telefoon van de uitvoerder: ze zijn op een
stuk stadsmuur gestoten. Dat is gebeurd in, jawel, het beoogde onderzoeksterrein
waarvoor de werkzaamheden volgens Kragten op dit moment alleen nog maar "voorbereid" worden. Later weigert Feller commentaar te geven
op deze gebeurtenis: hij wil zich niet "op glad ijs begeven".
Caris haast zich naar de bouwplaats. Kort daarop arriveert ook Tichelman.
Net op dat moment komen er nog meer oude resten aan het licht, in de
Molenstraat. Daar blijkt toch meer aan de hand te zijn dan een simpele
vervanging van oude rioolbuizen door nieuwe. De oude buizen liggen niet
daar waar ze volgens de kaart van de gemeente zouden moeten liggen.
Daardoor moeten de nieuwe buizen worden geplaatst in totnogtoe ongeroerde
grond en vindt er grootschalig grondverzet plaats. De vroegere gevelwand
wordt over de hele straatlengte blootgelegd.
"Belangwekkende vondsten"
Aan het eind van de ochtend meldt Caris aan de gemeentevoorlichter dat
er "belangwekkende vondsten" zijn gedaan.
Het stuk stadsmuur bestaat uit een kern van brokken hardsteen (ca. 1,50
m dik), die in later tijd aan beide zijden is verzwaard. Aan de binnenkant
met een laag baksteen (ca. 0,50 m dik), aan de buitenkant met een fundering
van mergel en daarbovenop eveneens baksteen (ca. 0,90 m dik). Uiteindelijk
is de muur een kleine 3 m dik geweest, voldoende om laatmiddeleeuws
kanonvuur te weerstaan. De kern van breuksteen vormt het eerste bewijs
dat Roermond in de 13e eeuw niet alleen torens, maar ook een stadsmuur
van (natuur)steen had (in plaats van een aarden wal)!
De fundamenten in de Molenstraat zijn om verschillende redenen interessant.
De mergelfunderingen zijn wellicht middeleeuws en zouden licht kunnen
werpen op de ligging van een kleine gang met armeluishuisjes parallel
aan de straat (waar nu het achterste deel van de winkel van Janssen
van Montfort ligt). Verder liggen er aan het begin van de straat, deels
onder de Neerstraat, zeer zware, metersdikke fundamenten van rode baksteen.
Het is onduidelijk wat dit geweest is; in ieder geval geen gewoon huis,
maar misschien een belangrijk gebouw of verdedigingswerk zoals een tot
nu toe onbekende stadspoort.
Jammer alleen dat er nu nauwelijks tijd voor onderzoek meer is. De uitvoerder: "Morgen moet het nieuwe riool erin; wat daar ligt moet er per se
vandaag uit." Wel laat hij de resten enkele centimeters vrijleggen
en geeft hij Tichelman de tijd om ze in te meten. Het komt erop neer
dat er nu in niet-vervuilde grond, die normaliter onderzocht kan worden,
alleen een 'bouwbegeleiding' plaatsvindt, terwijl er in de vervuilde
grond, waar alleen 'bouwbegeleiding' mogelijk is, helemaal niets onderzocht
wordt. Leden van Rura verlenen assistentie. Terwijl ze nog bezig zijn
bij Huis De Steenen Trappen zien ze hoe een graafmachine aan het andere
eind van de straat de zaak al uit de grond haalt. Tot half twaalf 's
avonds zijn ze bezig om te redden wat er te redden valt.
De ontknoping
Drie dagen later, het is dan donderdag, eindigt het geplande onderzoek
zoals in een verhaal van García Márquez: iedereen wacht
verbijsterd tot de moordenaar toeslaat en niemand grijpt in, alsof het
om een onontkoombaar noodlot gaat.
Aan de noordkant van de rotonde - opnieuw op de plaats waar de 'bouwbegeleiding'
gepland was die nu niet meer à la minute georganiseerd kan worden
- stuiten de grondwerkers op een toren. Die ligt overigens niet in de
vervuilde grond, maar een paar meter daarvandaan. De telefoons staan
weer roodgloeiend, vooral die van Erik Caris, die van alle kanten onder
druk wordt gezet om een archeoloog te laten komen. Gerard Tichelman,
elders met veldwerk bezig, wordt gebeld maar kan alleen voor korte tijd
langskomen. Hij stelt vast dat het om een goedbewaarde muurtoren uit
de 14e eeuw gaat. Interessant zijn een gang vanuit de toren richting
Roer en twee kleinere tunnels aan weerszijden van de toren. Hebben die
iets te maken met het legendarische ondergrondse gangenstelsel? De vondsten
vormen met de al eerder ontdekte muurfragmenten een groot, vrijwel ononderbroken
complex van middeleeuwse vestingwerken. En dat terwijl de gemeente plannen
maakt om vergelijkbare resten in een nieuw wandelplantsoen tussen de
Ratten- en Kattentoren weer zichtbaar te maken; zoiets zou hier óók
mogelijk zijn.
Tichelman wijst de uitvoerder op het belang van de vondst: "Dit
kan zo ècht niet!" Maar die geeft geen krimp: "De planning
staat al teveel onder druk, het werk moet door." De grondwerkers
zijn aan het jagen: "Weg, weg; moven!" Dwars door de toren
heen wordt een 4,30 m diepe sleuf gehakt om plaats te maken voor de
riolering. Woedende omstanders kijken vloekend toe, klimmen de bouwput
in om foto's te maken. Leden van Rura worden van het terrein verwijderd
omdat ze niet de vereiste veiligheidskleding dragen. Eén van
hen koopt bij Het Kruidvat twee wegwerpcamera's en drukt die de uitvoerder
in de handen. "Wat drink je? Whisky, jenever, wijn?" "Nee,
nee, zo gaat dat niet." "Kun je fotograferen?" De in
het nauw gebrachte man belooft dat hij zal zien wat hij kan doen.
Uiteindelijk wordt het werk op vrijdag twee uur lang stilgelegd. Er
wordt afgesproken dat de put rond de toren open blijft, zodat Rura op
zaterdag een dwarsprofiel kan afschaven en intekenen. Het ADC zal de
zaak dan op maandag inmeten. Op zondag vraagt Rura de wethouder, de
put nòg twee dagen open te houden. Dat blijkt later niet nodig;
onder de gegeven omstandigheden valt er verder niets meer te onderzoeken.
De epiloog
Op maandag 3 februari wordt aan de Minderbroederssingel een bakstenen "ravelijn" blootgelegd, "vermoedelijk uit de 17e eeuw".
In feite gaat het om een klein bastion dat in 1577-1578 is aangelegd
ter dekking van de Ezelspoort. Niemand heeft dit verwacht, en niemand
is erop voorbereid, dus ook hier is er geen tijd om de plek behoorlijk
te onderzoeken. Ook deze vondst is 'helaas' van bijzondere waarde: het
is één van de weinige overblijfselen van de beginfase
van het zogenaamde Oud-Nederlandse stelsel van vestingbouw. Kenmerkend
hiervoor zijn eenvoudige bastions, nog niet als aarden wal uitgevoerd
maar in steen.
Twee weken later volgt het onderzoek bij de Ezelspoort. De gemeente,
geschrokken van alle commotie, heeft besloten dit te vervroegen en er
een hele week voor uit te trekken. Op dat moment zijn Rura en de gemeente
weer met elkaar in gesprek. De wethouders hebben voor de radiomicrofoon
van Omroep Maas en Grens toegezegd te zullen kijken of ze meer mankracht
op archeologie kunnen zetten, en misschien zelfs een stedelijk of regionaal
archeoloog. Maar vooral maken ze zich sterk voor een betere communicatie
tussen gemeente en amateur-archeologen bij toekomstige projecten, met
name de Markt: "We zullen dan laten zien dat het in goed overleg
wèl kan."
Deze goede voornemens gaan voorbij aan de rol die uitvoerders meer
dan eens spelen bij de voltrekking van 'archeologische rampen' (zie
kader).
[inzet in kader:]
Gemeentelijk archeologiebeleid: de voornemens
* Voorjaar 1997 verscheen de conceptnota Naar een gemeentelijk archeologisch
beleid. Sindsdien is met regelmaat te lezen dat dit 'startdocument'
nu toch echt tot een definitieve beleidsnota uitgewerkt gaat worden,
maar het komt er al zes jaar niet van. Dat is jammer, want "inbedding
van de archeologie in het ruimtelijk beleid gebeurt nog in het geheel
niet", volgens de conceptnota.
* Wel voorziet het Bestemmingsplan Binnenstad uit 1998-1999 in bescherming
van archeologische waarden. Hierin is het grootste deel van de binnenstad
aangewezen als 'archeologisch meest waardevol gebied'. Als het bodemarchief
daar door bouwactiviteiten bedreigd wordt, moet vooraf een archeologische
verkenning plaatsvinden, en op basis daarvan eventueel een aanvullend
onderzoek en/of opgraving. Tijdens de werkzaamheden is behoud het eerste
doel; kan dat niet, dan moet er in ieder geval onderzoek plaatsvinden
en moeten de vondsten worden geborgen.
* Roermond heeft, anders dan bijvoorbeeld Venlo en Sittard, geen stadsarcheoloog.
Wel is er sinds 2000 een raamcontract met het opgravingsbevoegde Archeologisch
Diensten Centrum (ADC). De afspraak is dat het ADC binnen twee weken
na opdrachtverstrekking onderzoek kan uitvoeren, en dat de Werkgroep
Archeologie van Rura onder supervisie van het ADC aanvullend kan werken.
[inzet in kader:]
Gemeentelijk archeologiebeleid: de praktijk
Het ADC is totnogtoe ongeveer zeven keer in actie gekomen op de manier
zoals bedoeld; behalve de eerste keer is Rura steeds daarbij betrokken
geweest.
Drie keer eerder ging er iets ernstig mis:
* Najaar 1998, hoek Munsterstraat/Munsterplein: de resultaten van een
beperkt onderzoek gaven aanleiding tot extra onderzoek. Dat werd niet
toegestaan, hoewel er tijd genoeg voor was. Bovendien werd het deel
van het terrein dat ongeschonden zou blijven tegen de afspraken door
de uitvoerder vergraven.
* Voorjaar 2001, Roersingel: een nutsbedrijf trok bredere leidingsleuven
dan voorzien en beschadigde de stadsmuur. Twee ADC-archeologen kwamen
te laat. Opnieuw hield een uitvoerder zich niet aan afspraken.
* Zomer 2001, laatste dag voor de bouwvakvakantie, hoek Molenstraat/Roersingel:
omstanders zagen hoe grondwerkers een stuk stadsmuur en mergelfunderingen
sloopten en belden gemeenteambtenaar Harry Creemers. Die kwam kijken
en droeg de graafmachinist voor ieder hoorbaar op, de resten die dag
nog te verwijderen en het gat te dichten.
In tenminste zes gevallen besloot de gemeente geen archeologisch onderzoek
te laten doen in bouwputten binnen het 'archeologisch meest waardevol
gebied' in de binnenstad: die voor De Heere van Swalm linkerhelft (Swalmerstraat
118-122), de noord-zuidvleugel van het voormalige Groot-Seminarie (Swalmerstraat
100), gebouw 1999 (Markt 13-16, vroeger Brons Eiken), de aanbouw aan
het Christoffelhuis (Lindanusstraat 5) en Neerstraat 18, 42 en 44 (kelders).
[foto van blootgelegde toren; bijschrift:]
Zondag 26 januari aan de Roersingel. Een prima bewaarde 14e-eeuwse toren,
onderdeel van de stadsmuur, is goeddeels gesloopt voor een nieuwe riolering.
De gang in de toren is in de 19e of 20 eeuw aangelegd, toen de bovenbouw
van de toren al verdwenen was.
Foto: Jo Walschot.
[kaartje van het gebied; inschriften:]
Roersingel
Minderbroederssingel
[legenda:]
vervuilde grond
stadsmuurtracé
vroegere bebouwing
[bijschrift:]
Kaartje: Joep Janssens.
[Molenstraat oud.bmp, met behulp van Photoshop lichter te maken; bijschrift:]
Nader onderzoek in de Molenstraat had meer licht kunnen werpen op de
geschiedenis van dit straatje, dat begin 20e eeuw verdwenen is. De huisjes
rechts vormden de achterkant van de blootgelegde gevelrij in de Molenstraat.
Foto: Persbureau Lenarts (archief Charlotte Ruys).
[eventueel Molenstraat.jpg; bijschrift:]
Maandag 20 januari in de Molenstraat. De straat is na de oorlog verbreed,
waarbij links een hele rij oude huizen is afgebroken. De (waarschijnlijk
middeleeuwse) funderingen van deze gevelrij zijn weer - eventjes - aan
het licht gekomen. Foto: Wil Kersten.