Hoofdpagina

 

Bewoners Stedelijk Museum nu Cuypershuis


‘Het werk van twee groote zoonen’

Het Stedelijk Museum Roermond staat aan de vooravond van een wezenlijke verandering. Pierre Cuypers, Joep Nicolas en Hendrik Luyten zullen een centrale plaats krijgen in de collectievorming. Wie hebben er in voormalige huis van Roermonds beroemdste architect gewoond? Een oud-bewoonster stelde de bewonersgeschiedenis op schrift.


Tekst: Marianne Wulms-Hovens
Illustraties: Marianne Wulms en ‘Ach Lieve Tijd’

 

De huizen, de schilderachtige nostalgische tuin en de inventaris vormen samen met de opgetekende geschiedenis van het museumpand een historische eenheid die zo compleet mogelijk bewaard dient te blijven. De tentoonstelling Het huis van Cuypers en de manifestatie Cuypers Roermond in 2004, vormden de aanleiding om de bewonersgeschiedenis van het voormalige huis van architect Pierre Cuypers te achterhalen. Uitvoerig onderzoek leidde tot een reconstructie van feiten die het verleden verbinden met heden en toekomst.

In juni 2004 kwamen de voormalige bewoners van de panden die het Stedelijk Museum in Roermond vormen bij elkaar in de fraaie tuin achter het complex. Marloes Hoebers, die destijds als stagiaire het onderzoek naar de bewonersgeschiedenis opgestart heeft, toonde een tijdbalk. Zij wist als eerste achtergronden van de diverse families te achterhalen en verbanden te leggen tussen degenen die leefden in een van de panden aan de Andersonweg.

Een ‘Remunjs maedje’ in het Stedelijk Museum

“De beste profeet voor de toekomst is het verleden”, zei G. Byron. Voor Marianne Hovens werd dit dagelijkse werkelijkheid rond haar 20e levensjaar. Kunstschatten en antiek werden vertrouwde stillevens. Enkele passen van de portierswoning verwijderd was het museum. Als dochter van toenmalig beheerder Harry Hovens beleefde zij een bijzondere episode van eind juli 1967 tot november 1970. De Nicolaskamers werden het tijdelijk domein van het gezin, toen een renovatie plaats vond in het woonhuis Andersonweg 8. Marianne besliep het hemelbed, een kussen vol mijmeringen over vroeger. Voor het feest van de Goedheilig man werd een speurtocht uitgezet. Een pakjesslinger voerde door het domein. Bij het schijnsel van een zaklamp werden de vondsten onthuld, te veel licht in donkere uren zou voor passanten kunnen wijzen op inbrekers.
Het was iets bijzonders hier te wonen. De fascinatie van opgenomen te zijn in het monumentale en de cultuuhistorische waarden betreft ook de voormalige bewoners van de naastgelegen panden.
Vandaar deze bewonersgeschiedenis van het Stedelijk Museum in Roermond die mooie herinneringen onttrekt aan de vergetelheid. Het is een verhaal met karakter, over monumentale bewoning.

Kunstwerkplaatsen en de ‘Rattenkast’

Roermonds Dubbelmuseum: architectuur en schilderkunst. – Het werk van twee groote zoonen”, zo schrijft de Limburger Koerier in 1932 in een artikel dat Cuypers en Luyten typeert als roemruchte Roermondenaars, de eerste met een Europese faam, de ander als een groot schilder. En over het Museum zelf zegt de krant: “Het keurige woonhuis van wijlen dr. P. Cuypers, door den grooten bouwmeester zelf ontworpen en opgetrokken aan het begin van den Maastrichterweg, is door diens zoon, den eveneens welbekenden Roermondschen architect, met de daarachter liggende uitgestrekte terreinen tegen uiterst aannemelijke voorwaarden aan de gemeente Roermond afgestaan.

 

 


De kunstwerkplaatsen, het Cuypers–Luyten Museum, werden destijds geopend door Prinses Juliana. Meteen maakten 533 bezoekers van de gelegenheid gebruik om het te bezichtigen. De conciërge was B. van Melick en een toegangsbiljet kostte 5 luttele centen. Die biljetten werden verkocht vanuit het woonhuis van de portier. In het raam met de ronde boog aan de voorzijde is nog het luikje waarneembaar dat hiervoor was aangebracht. In het smeedijzeren hekwerk aan de zijkant van het museum zijn de namen Luyten en Cuypers vermeld. Het hek is vervaardigd door de bekende Roermondse kunstenaar Jos Meiers. De ingang van het museum bevond zich destijds eveneens aan de zijkant van het museum. Later werd de bezoeker hier verwelkomd na het luiden van de bel. Ook die is nog steeds aanwezig.

Na de Tweede Wereldoorlog, op 7 juni 1945, besloot de gemeenteraad als hommage aan ‘de Bevrijder’ een gedeelte van de Maastrichterweg om te dopen tot Andersonweg. Roermond werd namelijk op 1 maart 1945 bevrijd door eenheden van het 16e US Army Corps onder leiding van Generaal Anderson.

Vanwaar de benaming ‘Rattenkast’? Het is een in de volksmond populaire aanduiding van het gebied tussen de Minderbroederssingel, Andersonweg, de Roer en Bisschop Lindanussingel. De eerste straten hierin dateren uit de 19e eeuw. Vermeldenswaardig is het feit dat de Hendrik Luytenstraat, die achter het museum ligt, deze naam in 1933 verkreeg na een besluit van de gemeenteraad. Bij gelegenheid van de 80e verjaardag van dr. P. Cuypers in 1907 werd besloten om een straat naar hem te vernoemen. De Pieter Cuypersstraat heette voorheen Graaf Ottostraat. Deze straat loopt langs de kunstwerkplaatsen.

Wat gebeurde er zoal na de oprichting van de kunstwerkplaatsen? Laat u meevoeren van de ene ‘huiselijke sfeer’ naar de andere, van pand 2 tot en met 8. De artistieke bedrijvigheid vond plaats in een buiten de oude stad gelegen locatie, vlakbij de Roer. Archiefgegevens duiden de straat aan als ‘Buiten de Kapellerpoort’. Deze vormde de toegangspoort van de stad aan de zuidzijde. Pierre Cuypers en fabrikant François Stoltzenberg gaven op deze locatie gestalte aan een droom. Kunst en architectuur kregen vanaf het jaar 1853 een duidelijke meerwaarde, toen het door Cuypers ontworpen wooncomplex verrees bij het atelier. De kunstwerkplaatsen waren van essentieel belang voor de vervaardiging van kunstvoorwerpen, bestemd voor het interieur van meer dan honderd kerken en burgerhuizen. Cuypers ontwierp voor heel het land en deed dit met grote bezieling en daadkracht.

De befaamde bouwmeester is boven alles te beschouwen als vernieuwend vakman. Hij hield de traditie hoog en wist anderen te stimuleren en hun kwaliteiten te benutten. Hij verdiepte zich grondig in de mogelijkheden van de gotiek en was de eerste architect sinds eeuwen die het aandurfde om gemetselde gewelven toe te passen. Geleidelijk aan kreeg de neo-gotiek de overhand bij het toepassen van vormen in de bouwkunst. Na het overlijden van zijn eerste echtgenote ging Pierre Cuypers in 1859 een echtelijke verbintenis aan met de befaamde zangeres Antoinette Alberdingk Thijm. Uit beide huwelijken heeft hij twee zoons en vijf dochters. Een van zijn zonen is Jos Cuypers, eveneens een beroemd architect, aan wie hij vanaf 1886 steeds meer werk overdroeg. Pierre Cuypers bleef tot op zeer hoge leeftijd actief, onder meer met restauraties, en overleed in 1921.

Huisnummers Andersonweg (voorheen Maastrichterweg)
De vermelding van huisnummers in dit artikel is gebaseerd op de periode van bewoning, voorafgaand aan de bestemming als museum. Het huidige complex bestaat uit de panden 2 tot en met 8. De ingang is nu nummer 4, aan de voorzijde. De vroegere ingang was via de poort op nummer 8. Een eerdere verbinding werd op verzoek van Jos Cuypers dichtgemaakt in 1936.
Dit betreft de doorgang in de kelder tussen het museum en zijn woonhuis (zie ook bij Andersonweg 4).

Andersonweg 2
Met uitzondering van een tussentijds verblijf in Amsterdam, heeft het gezin van Pierre Cuypers het in 1853 gebouwde woonhuis ‘bezield’. Zoon Jos trad in de voetsporen van zijn vader en ging vanaf 1920 een partnerschap aan met zijn zoon Pierre Jr. In 1915 keerde hij terug naar Roermond. Hij ontwierp de Luytenzalen, speciaal voor de schilderijen van Henri Luyten. Eén van de latere bewoners, Jules Mulder, meldt dat er binnenshuis een balkon was, in de achterkamer rechts, waar bezoekers de schouw uit De Steenen Trappen zien. Het verhaal wil dat Jozef Cuypers het balkon ontwierp en aan liet leggen met het oog op oorlogsdreiging. Zijn echtgenote en hijzelf zouden dan sneller in de kelder kunnen zijn om te schuilen als daar aanleiding toe was. De latere bewoners hebben het balkon in huis als bijzonder ervaren, omdat het fenomeen alleen in ‘Haarzuylen’ bekend was. De oude balustrade van dat balkon was later terug te vinden op de vliering. Latere bewoners lieten een open smeedijzeren reling maken, omdat er geen nachtverblijf meer was. In de herinnering van Jules Mulder was het “een gaaf woonhuis dat zich met name in de kelders en op de zolders en vliering prima leende tot ontdekkingsreisjes voor kinderen!” Die kelder werd opengebroken voor de aanvoer van kolen en om de vestibule van het huis ongemoeid te laten. Er is zelfs een voorstel geweest om de kelderdoorgang te verhuren voor één hele gulden per jaar.

In 1932 kreeg Maastrichterweg 2 nieuwe bewoners, de familie Steemers. Deze bestond uit een echtpaar, een ongehuwde zus en een nicht, Hermien Janssens. De familie heeft er zeker tot WO II gewoond. De oudste dochter Hermine van de nicht, dat opgevoed werd bij de familie Steemers, werd geboren in 1935. Zij was hier graag en speelde met de kinderen Cuypers, o.a. Cyril. In 1944 trok de familie Cuypers in het huis. Het echtpaar Laane–de Kuyper met dochtertje Doris en hond Monty bewoonde de eerste verdieping.

 

In de warmste zomer van de 20e eeuw (1947) ben ik geboren als laatste Cuyperstelg in het pand Andersonweg 2. De thuisbevalling vond plaats in de zuidkamer die zich bevindt achter de trap van het rechter huis. Wij woonden op de onderste verdieping en hadden ook nog slaapkamers op de 2e verdieping”, aldus Pierre Cuypers, achterkleinzoon van dr. P. Cuypers, in 2004. Over het huis weet hij te melden dat er in de achterste woonkamer, de zuidkamer die uitkijkt op de tuin, een entre–sol was. Dit ‘houten balkon’ is er niet meer. In de toenmalige keuken rechts naast de voordeur bevond zich een luik waardoor men van opzij de mensen die aan de voordeur belden, kon aanspreken. Ook dit is verdwenen.

In 1954 werd het pand het toevluchtsoord van de familie Mulder, vader, moeder en tien kinderen. Zij woonden in de helft van het woonhuis en in die tijd werden zeven kinderen van het tiental Mulder geboren. De familie had de mogelijkheid om het huis tot 1980 te huren. Dit werd ongedaan gemaakt door een verhuizing naar Den Haag in december 1967. Jules Mulder zegt hierover: “Toen wij op nummer 2 woonden was de rechterzijde (links als je de trap opgaat) van de tweede etage afgesloten. Waarom wist bijna niemand, maar ergens in de jaren zestig achtte de gemeente de tijd rijp om die zolder te ontsluiten. Achter de deur in kwestie bleek een grote ruimte te zijn met enorme kasten, die bestemd waren voor bouwtekeningen en die waarachtig nog vol lagen met dergelijk werk onder een dikke laag stof. Klaarblijkelijk was het plan opgevat om nu professioneel te gaan conserveren, want alles werd weggehaald en wij kregen er een spannende zolder bij. Wellicht is de actie ingezet omdat de gemeente intussen eigenaar van het pand was geworden”.

De familie Van Soest werd de volgende in de serie bewoners. Mevrouw Van Soest logeerde als jong meisje bij de familie Steemers en toen ze hoorde dat de mogelijkheid bestond om in datzelfde huis te wonen greep ze die kans. De familie Van Soest kon maar tot 1971 blijven, omdat het pand daarna aan het museum werd toegevoegd.

 

 

Andersonweg 4
Met recht was de familie Stoltzenberg trots op het woonhuis dat in 1853 verrees aan de Maastrichterweg 4. Met een kloek Duits woord: ‘stolz’. Maar het is de vraag of François Stoltzenberg hier echt gewoond heeft. Hij stond namelijk op twee adressen ingeschreven: Buiten de Kapellerpoort en Aan de Markt. Het is mogelijk dat hij zijn huis aan de Markt aanhield als kantoor en werkruimte voor zijn zaak in kerktextiel en kerkservies, die hij naast zijn partnerschap met Pierre Cuypers aanhield.

In 1932 was Jos Cuypers de volgende bewoner in de rechtervleugel van het neogotische huis. In 1940 werd het huis verhuurd aan de familie Joosten, een gezin met vijf kinderen. De heer des huizes was advocaat en procureur en hield kantoor aan huis. De kinderen waren een generatie ouder dan de buurkinderen Mulder.

Tijdens WO II heeft Dr. Groot, als econoom verbonden aan het ziekenhuis van Roermond, er kamers gehuurd. In de oorlog hebben jonge mensen met kleine kinderen in het bovenhuis gewoond, de families Schreurs en Merkus. Het pand bleef bewoond door de familie Joosten tot het overlijden van de heer Joosten. Daarna heeft het korte tijd leeggestaan, tot het in gebruik werd genomen als Stedelijk Museum. In de jaren 1950–1956 was de heer M. Smeets hier werkzaam als conservator.

Andersonweg 6
Dit deel van het complex werd in eerste instantie gebouwd om te dienen als werkplaats. In 1905 werd het door Jos Cuypers verbouwd tot woonhuis met muziekzaal. In 1930 bood Hendrik Luyten zijn geboortestad Roermond een groot aantal schilderijen aan, met de voorwaarde dat een geschikte expositieruimte gezocht werd. Veel voorstellen voor nieuwbouw werden afgewezen vanwege de te hoge kosten. Uiteindelijk bood Jos Cuypers aan om het benedendeel van zijn woonhuis te laten dienen als museum. In 1935 kwam allereerst de keuken van het voormalige woonhuis-Cuypers bij het museum, nadat van hogerhand beslist was de uitbreiding ‘gevoeglijk’ plaats kon hebben. Andermaal ging een verzoek uit naar het college van B&W om ook het bovenhuis van de voormalige Cuyperswoning in te richten voor museumdoeleinden. De voltooiing van het geheel werd beschouwd als een cultureel werk ‘van uitnemend belang’.

Achter de muziekzaal verrees een grote en lichte expositieruimte voor de schilderijen van Luyten. De muziekzaal werd bestemd om het werk van Pierre Cuypers te exposeren, evenals de kamer aan het gangetje. Geleidelijk nam het museum steeds meer ruimtes in gebruik, tot in 1936 het hele pand museum was. Een en ander werd gerealiseerd in overleg met de eigenaren, de erfgenamen van wijlen ir. Jos Cuypers. De voordelen voor uitbreiding waren de ruime kamers, het hoog invallende licht, de monumentale bouw en de kunsthistorische waarde van de topgevels.

Andersonweg 8
Deze woning werd ten tijde van de kunstwerkplaatsen onder andere gebruikt als opslagplaats voor kolen en gipsen beelden, en dus niet bewoond. Toen het museum in 1932 werd geopend was er behoefte aan een conciërge en een portier. Het huis kreeg dus een woonbestemming, voor het echtpaar van Melick. In een dubbelfunctie was de heer van Melick niet alleen werkzaam als portier maar ook in de gevangenis van Roermond.
De tweede familie die woonde op dit adres was de familie Könings, vanaf 1950. In 1967 werd de heer Harry Hovens beheerder van het museum. De portierswoning was zodanig vochtig dat geprobeerd werd via een verbouwing enkele aanpassingen aan te brengen. Intussen woonde het gezin tijdelijk in het pand waarin het museum was gehuisvest. Overigens had Jos Cuypers in een brief aan de gemeente in 1936 een betere ventilatie van de portierswoning bepleit. Na de verhuizing van de familie Hovens in 1971 is het gebouw niet meer bewoond geweest.

Harry Hovens was vanaf 1967 een kwart eeuw verbonden aan het Stedelijk Museum. Met grote gedrevenheid leidde hij bezoekers rond. Voor een geboeid gehoor van kinderen en ouderen gaf hij boeiend uitleg over de maquette van de stad. Persoonlijke benadering stond aan de basis van educatieve begeleiding door middel van aanvullend beeldmateriaal. In deze periode werd een groot deel van de voorwerpen in het museum geïnventariseerd.


De ‘Appendance’
De ‘Appendance’ van het Stedelijk Museum is een hoofdstuk op zichzelf. Kunst, godsdienst, commercie en scholing hebben hier hun sporen nagelaten. In 1853 werd de appendance gebouwd om te dienen als werkplaats, een situatie die zou duren tot 1946. Toen stichtte de vermaarde kunstenaar Leo Franssen hier een academie voor beeldende kunst. Luttele jaren later, in 1953, ging het gebouw functioneren als Noodkerk van de H. Geestparochie. Eén van degenen die hier heel wat tijd doorbracht als acolyth en hulpje van de koster is Lei Derikx. In het boekwerkje ‘Van verffabriek tot koepelkerk’ beschrijft hij zijn bevindingen uit de tijd van wederopbouw.

De voormalige kunstwerkplaatsen deden daarna dienst als een soort ‘Winkel van Sinkel’ voor een veelvoud van activiteiten: een bedelende Sint Jozef, een zilveren priesterfeest, de sacramentsprocessie, de installatie van de parochie–pastoor, inzamelingsactie en uiteindelijk de bouw van de H. Geestkerk. In de huidige tijd vindt men op het adres Pieter Cuypersstraat 1, op de hoek van het Stedelijk Museum, het Kunstinitiatief L 5. Wereldwijd nemen kunstenaars hier deel aan een internationaal project: DIN A4. Letterlijk en figuurlijk wordt de tijdsgeest hier opgetekend en gepresenteerd.


Slot
Ruim 150 jaar geleden verwezenlijkte Pierre Cuypers zijn jeugddroom met de realisatie van het neogotische gebouw waarin het Stedelijk Museum is gehuisvest. In het interieur is onder meer Cuypers’ beroemde beschilderde archiefkast te bezichtigen als onderdeel van de vaste collectie.
Net als dit ‘sprekend stilleven’ zijn ook de getuigenissen van latere bewoners als één groot tableau, dat de titel zou kunnen dragen: ‘Vrienden van het Stedelijk Museum’. Sinds een jaar is er een stichting die deze naam draagt, waakt over het Roermondse erfgoed en activiteiten organiseert zoals tentoonstellingsbezoek.

Met dank aan Ridsert Hoekstra, directeur van het Stedelijk Museum Roermond, en aan het Gemeentearchief Roermond (GAR).

Geraadpleegde literatuur
• Straatnamen van Roermond. G.W.G. van Bree en R.A.M. van der Molen (Stichting Rura, 2004).
• Basisgegevens uit het vooronderzoek van Marloes Hoebers (200?).
• Het Objectdossier van het gemeentemuseum en de conciërgewoning Andersonweg 8; 1934–1959 (GAR).