Gisèle
d'Ailly van Waterschoot van der Gracht en haar voetstappen in Roermond
(1912-2013)
Willem Cartigny, mei 2013
Maandag 27 mei 2013 overleed de veelzijdige kunstenares Gisèle
van Waterschoot van der
Gracht. Zij ontwierp schilderijen, beeldhouwwerken, grafiek, tekeningen,
aquarellen. En het vak
van glazenier leerde zij van Joep Nicolas.
Ze kwam uit een bereisde familie en had haar jeugd deels in Amerika,
Oostenrijk en Frankrijk
doorgebracht. Haar vader was de geoloog en jurist Willem Anton Joseph
Maria van
Waterschoot van der Gracht (Amsterdam 15-5-1873 - Roermond 17-8-1943).
Hij was gehuwd op
22-5-1901 met de Oostenrijkse barones Josefine Rudolfine Maria Gisella
Ferdinandine Freiin von
Hammer Purgstall. Uit dit huwelijk werden 1 dochter en 3 zoons geboren.
In 1934 kwam ze uit Parijs naar Limburg, eerst in Wylre en in 1935 naar
Roermond om kennis te
maken met Joep Nicolas in diens, nu nog bestaande, atelier aan de Sint
Jansstraat/Wilhelminasingel.
Het contact met Joep Nicolas werd gelegd via Jvr. Judy, baronesse van
Wijnbergen, geb. jvr.
Michiels van Kessenich (R’mnd,1901-1972) die in Parijs Gisèle
leerde kennen. [1]
Gisèle leerde van Joep het vak glas-in-lood-zetten en bleef tot
1940 aan het atelier verbonden,
waarbij ze haar eigen atelier had in Leeuwen ('Le Château'), op
een steenworp afstand van de St.
Jansstraat. Op het eind was ze kennelijk zo volleerd dat ze in de running
was om Joep, die naar
Amerika wilde uitwijken, op te volgen als atelierchef. Uiteindelijk
werd Max Weis dat en vertrok
Gisèle naar Bergen, waar Joep op dat moment verbleef en haar
ouders een pied a terre hadden. Ze
had via Joep al een aantal kunstenaars leren kennen, waaronder Bloem
(zie beneden), Adr. Roland
Holst, Jan Engelman, Charley Toorop en Eddy Du Perron. Het gezin Du
Perron moest 10 mei 1940
evacueren en vond onderdak bij de Van Waterschoots. Gisèle woonde
in Bergen aan de Zeeweg.
Daar bezweek Du Perron 14 mei 1940 aan een hartziekte.[2]
Adr. Roland Holst dichtte haar 'de vrouw met de natste naam van Nederland'
toe.[3]
Tijdens de Tweede Wereldoorlog liet Gisèle Duits-joodse en Nederlandse
jongeren onderduiken in
haar woning aan de Herengracht 401 te Amsterdam, maar ook in Leeuwen
waar ze geregeld
verbleef om er te werken.(zie noot 7). Ook haar ouders waren vanaf `42
in Roermond. Ze is voor
haar verzetswerk onderscheiden.
In 1959 huwt ze de voormalige burgemeester van Amsterdam Arnold J. d’Ailly
en vertrekt voor
jaren naar het Griekse eiland Paros. Later vestigt ze zich weer in Amsterdam.
In de jaren vijftig
maakt ze een aantal glas-in-loodramen voor de Munsterkerk.
De jaren dertig in Roermond toonden een opbloei in kunstzinnig opzicht,
vooral dankzij Joep
Nicolas, en was als zodanig een soort nagalm van de grote opgang van
ateliers een halve eeuw
daarvoor. De wat later ‘Limburgse school’ in de (schilder)kunst
werd genoemd met vertegenwoor-
digers als Eyck, Nicolas, Jonas, Engelman, Vos, Schoonbrood, Levigne,
etc. ontstond in de jaren
twintig. Hoogtepunt was de grote tentoonstelling in 1937 door Joep Nicolas
georganiseerd in het
Haags Gemeentemuseum.
“Roermond tenslotte was al sinds het midden van de 19 eeuw
een cultureel
centrum. (…) Vanaf de jaren twintig van deze eeuw heeft J. Nicolas
vanuit Roermond
op een geheel eigen wijze het medium glasschilderkunst vernieuwd en
‘school’
gemaakt. Tot zijn belangrijkste leerlingen behoorden zijn neef joep
Nicolas van
Ronkenstein (geb. 1933), zijn dochter Sylvia Nicolas (geb. 1928), Gisèle
van
[4 ] Waterschoot van der Gracht (1912) en Max Weiss (1909-1972)”.[5]
Volgens Hoogveld [ ] is het belangrijkste glas-in-loodwerk van Gisèle
van Waterschoot van der
Gracht (1912) de beglazing van de Munsterkerk uit 1953. Ze maakte aldaar
in totaal zo'n 15 glazen,
daterend uit 1953 en 1969.
Na haar periode in Roermond in de jaren dertig, en haar beglazing van
de Munsterkerk in de jaren
vijftig is Gisèle in de jaren negentig diverse malen teruggeweest
in het voormalig atelier Nicolas, nu
atelier Mariska Dirkx, voor de laatste keer voorjaar 2009. Zij zat ook
in het Comite van Aanbeve-
ling voor de Stg. Joep Nicolas die in de jaren negentig was opgericht
te Roermond.
Wat betreft de Limburgse kunst vóór de oorlog valt te
verwijzen naar het al genoemde boek “1937.
Hedendaagse Limburgse kunst” van Monique Dickhaut en Marjet Beks,
1999. De uitgebreide
onderlinge betrekkingen tussen figuren als Nicolas, Bloem, Du Perron,
Huxley (verwant aan
Nicolas), Gide, Rilke, enz. leiden tot de opmerking:
“……. en even lijkt Roermond dankzij de bezoeken
van vrienden en buitenlandse familieleden het centrum van de wereld.”
[6 ]. Gisèle maakte deel uit van deze kunstenaars-groep, tot
1940/45 in Roermond [7 ], en vanaf 1940 kort
in Bergen. De jaren in Roermond, in feite van1935-1945, zijn voor haar
niet zonder betekenis geweest: “De jaren in Roermond met Joep
en Suzanne Nicolas zijn voor mij een zeer dierbare herinnering...”.
[8 ]
Hoe kunnen we haar nagedachtenis en haar, overigens betrekkelijke, kunstzinnige
relatie met Roermond dan ook beter eren dan nog maar eens het gedicht
van Bloem?[9 ]
Je me pâme d’émoi – est-ce vrai ? Oui,
c’est elle
Cet être aimée qui répond au doux nom de Gisèle
Nom adorable qui m’effleure comme une aile
D’oiseau de paradis – et de quel paradis !
A cause d’elle il est un lieu dans ce bas monde
Ai-je besoin de le nommer ? C’est Ruremonde
Auquel je voue une gratitude profonde
Ville sainte à jamais, c’est là que je la vis
(Ik ben volkomen buiten zinnen. Is 't waar? Ja zij is
het, dat beminde wezen dat luistert naar de zoete naam Gisèle.
Een verrukkelijke naam, die me raakt gelijk de vleugel van een paradijsvogel-
en wat voor paradijs!
Dankzij haar is er een plaats op deze wereld, moet ik die nog noemen?
Het is Roermond,
waaraan ik een diepe dankbaarheid wijd. Voor eeuwig een heilige stad,
want ik heb haar daar gezien.)
Gisèle
in haar atelier in Roermond-Leeuwen in de jaren dertig
1
Zie '1937. Hedendaagse Limburgse kunst', Monique Dickhaut en Marjet
Beks, 1999.
2 Zie 'E.du Perron; Het leven van een smalle mens', Kees Snoek, 2005;
Gisèle was aanwezig bij het overlijden van
Eddy Du Perron op 14 mei 1940; zie p. 1191, noten 110 t/m 113 en 'Gisèle
en haar onderduikers', red. M. Defuster
en E. Somers, 2008
3 Snoek, p. 974 idem
4 Carine Hoogveld: ‘Glas in lood in Nederland. 1817-1968; p. 143
5 Idem, noot 5 p. 353
6 '1937. Hedendaagse Limburgse kunst', noot 6: p. 52
7 Uit 'Gisèle en haar onderduikers' blijkt (p. 13, 23, 25, 27,
33-35) dat ze haar atelier in Leeuwen bij Roermond heeft
aangehouden tot in ieder geval 1945. Zo heeft Gisele bv. gezorgd voor
onderduik in Mijnheerkens van kunstenares
Etha Fles (p. 33). Ook was ze aanwezig bij het overlijden van haar vader
die met zijn vrouw onderdak had gevonden
bij baron Michiels van Kessenich (de vader van haar vriendin en kunstenares
Judy) Michiels van Kessenich) aan de
Swalmerstraat in Roermond (p. 42/43).
8 Uit correspondentie tussen haar en mij dd. 13 april 1997
9 Het werd eerder al in 1997 met haar toestemming gepubliceerd in het
blad 'Ruimtelijk