Herrijzend
Roermond
Stichting
Ruimte, 6 mei 2008
Aanzet tot een gemeentelijke lijst van objecten uit de Wederopbouwperiode
Geachte heer Van Rey
Gaarne willen we uw aandacht vragen voor het volgende.
De minister van Onderwijs en Wetenschappen heeft onlangs honderd monumentale
panden uit de periode 1945-1965 aangewezen als te behouden monumenten.
Dat is van de ene kant goed nieuws, omdat de minister kennelijk het
belang van de zogenoemde wederopbouwarchitectuur inziet. Van de andere
kant is deze ministeriële lijst voor ons echter ook een reden tot
bezorgdheid. Net als de Bond Heemschut, acht de Stichting Ruimte een
lijst van slechts honderd monumenten te kort. Dat er op de lijst geen
enkel Roermonds object voorkomt, is voor ons een extra reden tot ongerustheid.
Waarin schuilt het belang van de wederopbouwperiode (1940-1965), en
waarom is datgene wat toen is gebouwd in de ogen van velen van bijzondere
betekenis?
Belangrijk is dat deze periode voor veel mensen nog steeds een speciale
betekenis heeft. Ze is immers direct verbonden aan de tweede wereldoorlog,
die op allerlei gebieden beschouwd kan worden als een breekpunt in de
geschiedenis van ons land. Niet in de minste plaats is de oorlog ook
een emotionele breuk. Of iets van vóór of ná de
oorlog is, maakt in het bewustzijn van veel mensen een groot verschil.
De wederopbouw was de periode van een nieuw begin, van een Nederland
dat na een nachtmerrie moest herrijzen. Het was een periode van schaarste,
maar ook van optimisme, van eendracht, van samen de schouders eronder.
Deze tijdgeest komt sterk terug in de architectuur, die vaak vernieuwend
is ten opzichte van die van vóór de oorlog.
Net als de oorlog zelf, is ook de wederopbouwperiode een tijd die voor
velen een diepe emotionele betekenis heeft. We hebben het over woningen,
kantoren, scholen, kerken en fabrieken die zijn gebouwd door Roermondenaren
van een generatie geleden: onze ouders en onze grootouders. Roermondenaren
van onze generatie hebben er gewerkt, gewoond en geleefd. Het zijn objecten
waar menigeen speciale herinneringen aan bewaart, objecten die een verhaal
vertellen en die bijdragen aan het beeld van de stad.
De beperkte lijst van de minister maakt duidelijk dat de taak om het
wederopbouwerfgoed te beschermen, aan de gemeentes toekomt. Helaas zijn
er slechts weinig gemeentes die dit energiek oppakken.
Roermond zou met betrekking tot de bescherming en het herstel van het
wederopbouwerfgoed binnen Nederland een voortrekkersrol kunnen spelen.
We willen er in dit verband ook graag op wijzen dat gemeentelijke monumenten
jonger mogen zijn dan vijftig jaar, en dus in tegenstelling tot rijksmonumenten
geen leeftijdseisen kennen.
De recente ontwikkelingen rondom de voormalige melkfabriek (bedreigd
met sloop) en de eiermijn (brand) benadrukken voor ons nog eens extra
de noodzaak om snel te komen tot een plan voor bescherming van deze
en andere objecten. Een plan waarbij niet alleen rekening wordt gehouden
met de particuliere eigenaar, maar ook met de verantwoordelijkheid die
de eigenaar heeft ten opzichte van de Roermondse samenleving.
De Stichting Ruimte wil daarbij niet alleen de kritische "luis
in de pels" zijn, maar is bereid om actief te participeren bij
het vormgeven van een dergelijk plan. Deze voorlopige lijst is daartoe
een eerste aanzet.
Met vriendelijke groet
Quint Lommen
Voorzitter Stichting Ruimte
Doel
De Stichting Ruimte beoogt in deze brief aan wethouder Van Rey van Monumentenzorg
een voorlopige inventarisatie te maken van bijzondere objecten uit de
wederopbouwperiode (1945-1965) die niet mogen verdwijnen en die bescherming
behoeven, voor zover ze bedreigd worden.
De wederopbouwperiode ligt weliswaar nog niet zo héél
ver achter ons, toch zien we dat veel objecten uit deze tijd al zijn
gesloopt of ernstig verminkt. Deze ontwikkeling baart ons zorgen. Waarom?
De Stichting Ruimte is niet voor “behoud om te behouden”,
maar beschouwt de stad als een levend organisme, waar plaats moet zijn
voor nieuwe visies en inzichten. We stellen ons echter ook op het standpunt
dat een stad meer is dan een verzameling gebouwen, een stad is vooral
een gemeenschap waar mensen met elkaar in een stedelijke omgeving wonen.
Het zijn de mensen die de stedelijke omgeving vormgeven, en omgedraaid
is het de stedelijke omgeving die de menselijke activiteit een kader
biedt. De mensen en hun omgeving horen bij elkaar, een stadsbestuur
zal daarom met beide zorgvuldig moeten omspringen.
In tegenstelling tot mensen, kunnen gebouwen en kunstwerken echter niet
praten. Hun ontwerpers hebben er weliswaar zeggingskracht aan gegeven,
maar dat is een beeldtaal die na verloop van jaren niet meer door iedereen
wordt begrepen. Daarin schuilt een gevaar, want als een object niet
wordt begrepen, zal het niet worden gewaardeerd en dan dreigt sloop.
Herkenning gaat vooraf aan begrip. Met deze aanzet voor een inventaris
van wederopbouwerfgoed in Roermond, hopen wij op zijn minst bij te dragen
aan deze herkenning, in de hoop dat dit gevolgd wordt door begrip en
waardering. Om die reden beogen wij ook om deze aanzet binnenkort te
laten volgen door een brochure waarin de wederopbouwperiode in Roermond
uitvoeriger besproken zal worden.
We zijn ons ervan bewust dat deze inventaris een voorlopig karakter
heeft en niet volledig is. Zo is bijvoorbeeld de voormalige gemeente
Swalmen er niet in opgenomen.Wat
is ‘wederopbouw’?
De term ‘wederopbouw’ is een directe verwijzing naar de
verwoesting van Nederland tijdens de tweede wereldoorlog. De wederopbouw
heeft letterlijk betrekking op het tussen 1940 en 1965 opnieuw opbouwen
van tijdens de oorlog verwoeste panden.
De term wederopbouw heeft echter ook een emotionele lading. Hij staat
voor heropbouw van het land na de grote crisis van de jaren 30 en de
oorlog, hij is synoniem met een periode van samen aanpakken en optimisme,
het is een tijdperk van geloof in vooruitgang en de gedachte “nu
komt alles weer goed”. Dit gevoel wordt gereflecteerd in de nieuwbouwarchitectuur.
Die is vaak vernieuwend en afwijkend van de vooroorlogse architectuur.
Soms zijn de nieuwbouwprojecten rijk versierd en voorzien van uitbundige
decoraties, dan weer zijn ze zeer strak en functionalistisch en soms
zien we mengvormen.
Al deze bouwwerken ontstonden in een tijd van grote schaarste aan bouwmaterialen.
Dat kon er soms (maar niet altijd) toe leiden dat gebouwd moest worden
met inferieur materiaal. De kwetsbaarheid die hiervan het gevolg kan
zijn, is een reden te meer om zorgvuldig om te gaan met objecten uit
deze periode.
In dit stuk wordt met ‘wederopbouw’ zowel de nieuwbouw uit
de periode 1940-1965 bedoeld als gebouwen die tijdens de tweede wereldoorlog
schade hebben opgelopen en in deze periode hersteld werden.
In het onderstaande onderscheiden we zeven soorten objecten:
1 religieus erfgoed
2 industrieel en bedrijfsmatig erfgoed
3 kleinschalige woningbouw
4 grootschalige woningbouw en stedenbouwkundige ontwikkelingen
5 gebouwen voor overheid, gezondheidszorg en onderwijs
6 infrastructuur
7 kunstobjecten
1 Religieus
erfgoed
De ontkerkelijking bedreigt veel kerken met leegstand. Kerken worden
letterlijk gesloten omdat er niet voldoende parochianen meer zijn om
de gebouwen hun functie van godshuis te laten houden. Dat brengt immers
kosten met zich mee die de eigenaar (het bisdom) niet wil of kan dragen.
Sluiting van kerken brengt de dreiging van sloop met zich mee, ook van
Roermondse kerken die tijdens of na de oorlog zijn gebouwd.
In dat opzicht is het goed dat het jaar 2008 is uitgeroepen tot jaar
van het religieus erfgoed en is het ook verheugend dat de gemeente Roermond
zich onlangs heeft ingespannen voor herbestemming van de Heilige Geestkerk.
We noemen de volgende objecten:
*de St.-Jacobuskerk in de Voorstad Sint Jacob, gebouwd door Jos Franssen
(1940)
* de St.-Josephkerk in Leeuwen van Jan Bongaerts (1948)
* de door Valk gebouwde St.-Michaelkerk in Herten (1953)
* de Heilige Geestkerk van Peutz (1956/1957).
De laatste twee kerken zijn Gemeentelijk Monument. In de Heilige Geestkerk
en de St.-Josephkerk worden inmiddels geen diensten meer gehouden, beide
worden bedreigd door leegstand.
* Verder is er nog de kathedrale kerk(toren) van Boosten
en Peutz (rond 1955) en
* de Synagoge van Osnowick (1953) aan de Hamstraat.
2 Industrieel
en bedrijfsmatig erfgoed
We willen ons beperken tot een korte opsomming.
*
De voormalige Melkfabriek Campina aan de Prins Bernhardstraat (1956).
Dit kantoorpand
is een bijzonder markant en sprekend gebouw vanwege zijn uitkragende
dakrand,
baldakijnachtige ingangspartij, glasverdeling in de gevel en grote klok
tegen de zijgevel.
Maar ook de fabriekshallen zijn zeer de moeite waard. Het gebouw is
behoudenswaard vanwege de betonnen tongewelven, de omvang en de ligging
ten opzichte van het kantoor.
* Het turbinegebouw van de ECI-centrale (herbouw door
Postma, in 1948) kan eveneens worden gerekend tot de wederopbouwarchitectuur.
De turbine is vanaf 1990 rijksmonument, het gebouw niet, maar dat is
gelukkig niet bedreigd.
* Aan de Dr. Philipslaan ligt de Machinefabriek Creusen
van architect Zollner met fuseedakconstructie (1957). Dit gebouw is
nog steeds in gebruik als bedrijfsgebouw. De eigenaar heeft het kantoorgedeelte
recentelijk gerenoveerd.
Trappenhuis in de voormalige melkfabriek in de Prins Bernhardstraat.
* Het Transformatorhuis in De Weerd (1950). Herbestemming
is hier moeilijk, maar in combinatie met de toeristische watergebonden
functies in de omgeving zijn er wel mogelijkheden.
* Een fraai voorbeeld van wederopbouwarchitectuur is
ook het COVAS-laboratorium in Leeuwen. Het bestaat uit een hoofdgebouw
en een opslaggedeelte, met daartussen een bedrijfskantine.
* De voormalige Kamer van Koophandel (thans bureau
voor verslavingszorg) aan het Laurentiusplein van architect Zollner.
Een latere aanbouw aan de achterzijde sluit functioneel en bouwkundig
goed aan bij het oorspronkelijke gebouw.
* De Eiermijn aan de Prins Bernhardstraat heeft een
kenmerkende “klassieke” (maar uit de wederopbouwperiode
daterende) voorgevel en functioneel fabrieksgebouw. Het gebouw heeft
originele laadperrons, betonnen sheddaken en overspanningen. Het complex
is tegenwoordig in gebruik door een aantal kleine bedrijven. Een gedeelte
van het complex is vooroorlogs.
* Tot slot hoort in deze opsomming ook de tv-toren
(1957)
3 Kleinschalige woningbouw
Onder kleinschalige woningbouw verstaan we woningbouw die is verricht
in opdracht van particulieren, maar ook kleinere plannen in opdracht
van woningcorporaties. Tot deze laatste categorie rekenen we:
* de zogenoemde ‘Oostenrijkse’ villa’s
(1948) aan de Muggenbroeklaan. Zij vormen in onze ogen een schoolvoorbeeld
van planmatige wederopbouwarchitectuur.
Verder vallen onder deze categorie tal van woonhuizen, waaruit deze
greep:
* Boerderij ‘Euver ’t Brökske’
van Bongaerts (1946) . Deze boerderij is door de Boerderijenstichting
en de Rijksdienst bestempeld als karakteristiek en behoudenswaard, maar
wordt bedreigd door de Roerdeltaplannen.
* Het pand Roerderweg 29 van architect Kurvers,
* Woningen aan de monseigneur Van Gilsstraat van Zollner
(1960),
* De bungalow van P. Weegels in de Laan van Schöndeln
* Villa Avelengo aan de Wilhelminalaan (Bongaerts)
* Rijtje van drie woningen (zie foto), Raadhuisstraat
26, 28 en 30 in traditionalistische stijl (Bongaerts)
* Woningen Gebroeklaan 1-5 (Delftse School met originele
gevelopbouw)
* Pand Minister Bongaertsstraat 131
* Pand Thorbeckestraat 7(Bongaerts)
* Pand Bergstraat 18-20
*
Pand Hamstraat 5 (Bristol), waar een Wederopbouwgevelgevel is aangebracht
voor de voormalige Harmoniezaal, met sgrafiti van Boessen.
* Voormalig pand De Gruyter, hoek Steenweg-Munsterplein
van Teun Wiltschut
* Raadzaal bij het stadhuis (1962, Turlings architecten)
* Pand Schoenmakerstraat 174.
4 Grootschalige
woningbouw en stedenbouwkundige ontwikkelingen
* Hier is het meest spraakmakende object het Complex
307 in het Vrijveld, een flatcomplex in de vorm van een meander, van
J. Kurvers (1958-1959). Het complex dankt zijn naam aan het totaal van
307 wooneenheden die het omvat. Het complex bestaat uit diverse woningtypes:
van eenpersoonswoningen tot gezinswoningen van verschillende omvang.
Door de meanderende vorm van het gebouw zijn de straten tussen de wooneenheden
in feite pleintjes, waardoor hier van oudsher een sterk buurtbewustzijn
is.
* Een alleraardigst complex zijn de veertig woningen
door architect A. Knipschild rond het einde van de Hendriklaan en Mgr.
Eversstraat (1946). Door het introverte, tuinstadachtige karakter van
deze woningen bepalen zij sterk het beeld van hun omgeving.
* Woningen rond de Minister Bongaersstraat, Minister
Strensstraat en Professor Schreinemacherstraat (architect onbekend).
De gedrongen architectuur is typisch voor de periode van na de oorlog.
De combinatie van ambachtelijk mestelwerk en systeem elementen in de
gevelbekleding maken het een goede vertegenwoordiger.
* De Componistenbuurt als stedenbouwkundig concept
uit 1962 van Daan Zuyderhoek. Hier zien we een bijzonder toepassing
van de stedenbouwkundige 'stempels'. Door in de plattegrond een ideale
mix te maken van woningtypes (eengezins-, euro- duplexwoning) en deze
stempels creatief in de wijk toe te passen zien we een mooie opbouw
van de wijk als geheel.
* Uit de periode (1947) pal na de oorlog stamt ook
het woningencomplex dat vroeger 'het witte dorp' genoemd werd in Maasniel.
Bij renovatie in de jaren tachtig verloren ze hun markante witte uiterlijk.
5 Gebouwen voor overheid, onderwijs en gezondheidszorg
* Een van de meest sprekende voorbeelden is de Willem
de Zwijgerschool in het Vrijveld van architect Frans Wijsma (1956),
een in mergel opgetrokken centraalbouw met koepel. De school wordt niet
direct in zijn voortbestaan bedreigd, maar het al jaren zeer kleine
leerlingenaantal kan op termijn wel problemen opleveren.
* Het Bisschoppelijk College Schöndeln aan Heinsbergerweg
184 van Zollner (1960/1965) is een onderwijsvoorziening bestaande uit
klaslokalen, aula, kerk, lerarenflat, internaat, sportcomplex met zwembad
etc. Een ‘schoolvoorbeeld’ van wederopbouw.
* Het Groene Kruisgebouw in Maasniel van Bongaerts
(1951) is eveneens een typisch voorbeeld van wederopbouwarchitectuur.
Niet alleen omdat de (traditionalistische) bouwstijl bij deze periode
hoort, maar ook omdat de functie en totstandkoming van het gebouw typisch
is voor deze periode. Het pand diende lange tijd als badhuis in een
tijd dat lang niet iedereen zich een douche kon veroorloven. Verder
is het gebouwd met geld dat voor een gedeelte door de gemeenschap bijeen
is gebracht, onder andere door een “steentjes-actie” (zie
afbeelding)
*
De voormalige Levensschool aan de Charles Ruysstraat met originele,
langgerekte en intacte gevels en interessante ingangspartij
* De Petrus Dondersschool aan de Heinsbergerweg 194
* Het zeer introverte maar authentieke klooster van
de Broeders van Liefde, aan de Heinsbergerweg 190(uit 1947)
* De voormalige Burgemeesterswoning van Zollner (1956)
aan Hambeek 2
* De Raadzaal van het stadhuis aan de Markt met ramen
van Joep Nicolas (1962)
* Het Raadhuis van Herten van Margry en Ruyters (1959)
* Het Groene Kruisgebouw in Herten (Koene, Luyten)
* Het Groene Kruisgebouw in de Petrus Polliusstraat
(1953)
6 Infrastructuur
* Op de eerste plaats de Stationstunnel van Sybold
van Ravesteyn uit 1954. Deze “oude tunnel” is bij wijze
van spreken de verzinnebeelding van de wederopbouw van Roermond. Dat
komt niet op de laatste plaats door de aan de oostzijde op de tunnel
geplaatste beeldengroep van Joep Thissen, die met twee bijna levensgrote
figuren de spierkracht en denkkracht uitbeeldde die in de na-oorlogse
tijd nodig was.
Helaas is de tunnel in de loop der jaren veel van zijn oorspronkelijke
zeggingskracht verloren.
* het Seinwachtershuis aan Slachthuisstraat (1960?)
* de Maasbrug (± 1962)
7 Kunstobjecten
Roermond zoals we het nu kennen is voor een gedeelte vormgegeven door
architecten die met name in de wederopbouwperiode actief waren. Vooral
de namen Jan Bongaerts, Jan Zollner en Jos Klijnen dringen zich daarbij
op. De door hen ontworpen panden werden vaak verrijkt door Roermondse
kunstenaars, als Joep Thissen, Mathieu Boesen, Dolf Wong, Max Weiss,
Joep Nicolas, Tom Franssen, Piet Schoenmakers en anderen. Ook hun plastieken,
wandreliëfs, glas-in-loodramen zijn onlosmakelijk verbonden met
ons stadsbeeld Van de door deze kunstenaars in de wederopbouw gerealiseerde
werken, noemen we:
* Sgrafitti van Mathieu Boessen aan pand Hamstraat
5 (Bristol)
* Reliëfs van Joep Thissen aan ds. Hoogendijkstraat,
Nassaustraat, Munsterstraat
* Reliëf van Frans Cox, Julianalaan 6 in Maasniel.
* Plastiek op de hoek Munsterplein-Steenweg (voormalige
De Gruyter, met taferelen uit het huishouden van de jaren 60
* Beelden van Joep Thissen op de Stationstunnel. Ook
het Christoffelbeeld op de toren van de kathedraal is van Thissen, die
zich echter van de door het kerkbestuur gedicteerde vorm distantieerde
* Glasschilderingen van Joep Nicolas (o.a. raadszaal
aan de Markt, ramen boven het koor in de kathedraal, ramen boven het
Sacramentsaltaar in de kathedraal, de trappenhal van het Laurentiusziekenhuis
en Munsterplein (in het voormalige woonhuis van fotograaf Mathieu Koch)
* Glasschilderingen van Piet Schoenmakers in het Witte
Kerkje in Voorstad St.-Jacob
* Glasschildering van Max Weiss in de kathedraal
* Glas in steen van Tom Franssen in de voormalige Sacramentskapel
in de Paredisstraat (reeds ontmanteld)
* Fontein van Dolf Wong uit 1948, als eerbetoon aan
de Roermondse vrouwen voor hun moedige
gedrag tijdens de oorlog
* Reliëf van René Wong aan pand Hamstraat
33
* Plastiek van Piet Schoenmakers bij het voormalige
gebouw van de Kamer van Koophandel aan het Laurentiusplein.
Ruimtes
topmonumenten
Welke Roermondse wederopbouwmonumenten zien wij als de belangrijkste,
gelet op hun monumentale karakter en de mate van bedreiging? Hier is
onze top-tien:
1. De voormalige melkfabriek Campina aan de Prins Bernhardstraat
2. De stationstunnel
3. Het ‘meandercomplex 307’ aan de Oranjelaan
4. De Willem de Zwijgerschool aan de minister Beverstraat
5. De Oostenrijkse villa’s aan de Muggenbroeklaan
6. Het turbinegebouw van de ECI-centrale
7. De voormalige burgemeesterswoning aan de Hambeek
8. Het seinhuis aan de Slachthuisstraat
9. De boerderij ‘Euver ’t Brökske aan de Bisschop Lindanussingel
10. De St.-Josephkerk van Leeuwen
© 2008, Stichting
Ruimte (april/mei 2008)