"Sommige
segden:
Ware men nog in Weert"
Uit de kroniek van L. Goofers uit Weert 1789
Eind
1789 komt de bevolking van de Zuidelijke Nederlanden in opstand tegen
het autoritaire bewind van Keizer Joseph II. De keizer wordt in bijna
alle provincies afgezet. Ook in onze provincie - Oostenrijks-Gelderland
- moest hij verdwijnen. De revolutie begon in Weert, maar Roermond diende
nog volgen. Het loyale Hof van Gelre in Roermond verzette zich daartegen.
Om dat de kop in te drukken gaf de luitenant-generaal van het leger
- vermoedelijk op verzoek van de Roermondse burgemeester Sijben - opdracht
aan de twee baronnen de Heerma in Roermond om de drie meest belangrijke
heren van het Hof van Gelre in verzekerde bewaring te stellen.
Omdat
de Weertenaren nog een appeltje te schillen hebben met het Hof, zijn
die wel bereid om de klus te klaren. Op dinsdag 29 december 1789 in
de vroege ochtend vertrekken 630 gewapende Weertenaren naar Roermond
Bij aankomst bleken de stadspoorten gesloten te zijn, waarop toelating
geëist wordt. Om 3 uur 's middags kwam het beslissende woord. De
magistraat van Roermond en de Staten van Oostenrijks-Gelderland namen
het heft in eigen handen en passeerden het Hof. De Weertenaren werden
ingehaald, arresteerden ongestoord de drie heren en voerden hen de volgende
dag triomfantelijk via Weert af naar Brussel. Daarop zette de Staten
in Roermond de keizer af en riep de onafhankelijkheid uit. De Brabantse
revolutie bleek te slagen, zij het maar voor één jaar.
Als dank voor de
bewezen diensten, probeerden de Staten eerst Weert te annexeren, waarop
zij zelf de onafhankelijkheid uitriep. En na de revolutie eisten de
drie heren een schadevergoeding van ruim 77.500 gulden Brabants resp.
129.000 gulden Weerts van de Weertenaren.
De ''liefde''
van Weert voor Roermond was nu wel bezegeld.