L.S., 
         
        Net als het deel 
          over de 16e eeuw, zal dit deel over de 17e eeuw handelen over oorlogen, 
          pestepidemieën, wéér een grote stadsbrand, Roermond als hoofdstad van 
          het Overkwartier-Gelre en zijn rol in het Europese strijdtoneel, en 
          natuurlijk, niet te vergeten, de gevolgen voor de gewone burger in dit 
          alles.
         Zo werd Roermond 
          zelfs een keer gegijzeld door muitende troepen; in 1632 veroverd door 
          Staatse troepen, waarna in 1637 de Spanjaarden weer met vlag en wimpel 
          binnen gehaald werden; diverse malen getroffen door aardbevingen; continu 
          met allerlei legers belast, die natuurlijk aan onderdak en aan voedsel 
          geholpen moesten worden. Maar ook werd Roermond regelmatig met hoog 
          bezoek "vereerd", waarvoor de stad zelf de kosten moest dragen. 
        Gelukkig was er 
          een einde gekomen aan de 80- en 30-jarige oorlog, maar werd het Overkwartier 
          wel definitief gescheiden van de drie andere kwartieren van Gelre. 
        Na de 2e grote 
          stadsbrand en de vele pestepidemieën waren er zo veel burgers de stad 
          uitgevlucht dat de magistraat er alles aan moest doen om nieuwe burgers 
          te werven, en werden er allerlei bouwmiddelen ter beschikking gesteld 
          om de stad weer op te bouwen. Maar ondanks dit alles stagneerde de groei 
          van Roermond en is het deze rampen nooit meer echt te boven gekomen. 
          
        Zoals u ziet was 
          er niet veel veranderd sinds de 16e eeuw!Positieve ontwikkelingen zijn 
          er natuurlijk ook te melden: zo waren er in 1613 de láátste grote heksenverbrandingen, 
          werd er een Jezuïetenschool opgericht en zelfs een kindertehuis gesticht. 
          Er kwamen betere brandpreventiemaatregelen, en kwam er met de nieuwe 
          "Stad- en Landrechten" een betere, eenduidige rechtspraak. 
        Maar wat mij bij 
          alle gebeurtenissen het meest opviel was dat de bevolking, ondanks alle 
          economische en sociale problemen, altijd in was voor een feestje: de 
          magistraat moest telkens weer verordeningen uitvaardigen tegen het stoken 
          van feestvuren, het vieren van carnaval, het "gijzelen" van bruidspaartjes 
          en andere uitspattingen. (Waar de bevolking zich dus niets van aan trok!) 
          En ook de jeugd had zo zijn eigen ondeugende pleziertjes. Was dit een 
          methode om met alle angsten, onzekerheden, en doorlopende veranderingen 
          te kunnen omgaan? 
        Charlotte Ruys-Janssen