Steenen Trappen
Willem Cartigny
Inleiding
Sinds het voormalig klooster in 1994 is opgeheven staat het complex
de Steenen Trappen (voortaan: ST) leeg. Dat complex omvat naast het
monumentale pand van deze naam aan de Neerstraat met de naastgelegen
kapelgevel ook nog 2 panden ten noorden daarvan aan de Neerstraat en
voorts een 19e-eeuwse en twee 20e-eeuwse vleugels op het achterterrein.
Bovendien hoort er nog bij het flatgebouw aan de Paredisstraat tegenover
het bisschoppelijk paleis.
Het complex is na het Oibibio-echec in handen gekomen van BOAK-projectontwikkeling
uit Rotterdam dat plannen heeft voor een woonontwikkeling.
Daarbij zal dan ook betrokken worden de parkeerplaats met inrit die
iets ten noorden van het complex aan de Neerstraat ligt.
De projectontwikkelaar heeft met het oog op deze plannen door het Monumenten
Advies Bureau te Nijmegen een bouwhistorische analyse laten opstellen
en door RAAP een archeologisch vooronderzoek in het plangebied.
Dit laatste, beperkte, rapport, dat overigens diverse onnauwkeurigheden
en fouten kent, heeft als aanbevelingen aanvullend archeologisch onderzoek
middels proefsleuven op het binnenterrein en met name het parkeerterrein
in het noordelijk plandeel omdat de kans groot is dat daar nog kelders
of kelderrestanten worden aangetroffen (Inmiddels is door het College
daartoe opdracht verleend). De kans op sporen uit de prehistorie, Romeinse
tijd en vroege middeleeuwen wordt eveneens niet uitgesloten.
We zullen ons voornamelijk richten op de uitgebreide bouwhistorische
analyse (Analyse) en de belangrijkste conclusies daaruit hier samenvatten.
Het MAB uit Nijmegen heeft (enige) ervaring in Roermond. In 1998 heeft
het bureau ook het onderzoek verricht naar de E.C. Kazerne.
Het plangebied is gelegen in de oude binnenstad en kent reeds bewoning
vanaf de 12e/13e eeuw
.
Steenen Trappen
Het voornaamste en meest monumentale onderdeel van het complex is uiteraard
de ST zelf, in 1666 opgericht door Peter van Boshuijsen in Maaslandse
renaissancestijl na de grote (tweede) stadsbrand van 1665. Er heerste,
gestimuleerd door o.a. het stadsbestuur een echte bouwwoede in de stad,
want naast de ST waren er in dat jaar, 1666 dus, nog zo'n 400 huizen
in aanbouw, zoals Nienhuis beschrijft.
De Maaslandse Renaissance wordt vooral gekenmerkt door een afwisseling
tussen baksteen en natuursteen, wat het effect van "speklagen" geeft, en zware hardstenen kruisvensters.
Het als dubbel herenhuis opgericht gebouw is nog grotendeels intact
zoals het in 1666 gebouwd werd en waarbij enkele onderdelen zeer waarschijnlijk
nog van vóór de stadsbrand
dateren. Dat geldt dan met name voor de zuidwestelijke kelder en voor
de grotere bakstenen die hergebruikt zullen zijn bij de bouw in 1666.
Peter van Boshuijsen was scholtis van Echt en rentmeester van het ambt
Montfort en heeft het huis gebouwd als een voornaam dubbel herenhuis,
wat ook in de latere bewoners terugkomt, zoals uit het genealogisch
overzicht van Nienhuis blijkt. Daar hoorden o.a toe de uit Utrecht afkomstige
Frederik Jacob, baron van Heereman van Zuijdtwijck, die later ook eigenaar/bewoner
werd van Zuijdewijck Spieck onder Boukoul; cavalerie-officier H.A. Snouck
Hurgronje; Frederik, baron van der Capellen met zijn vrouw jkvr. Sandberg
en de architect Frans Ferdinand van Schoubrouck.
Naast het casco met de zware tussenmuur die beide oorspronkelijke helften
deelt, zijn de volgende onderdelen origineel en intact: de historische
balklagen boven de 1e en 2e bouwlaag; de kapconstructie (" ...
een opmerkelijk compleet bewaarde historische kapconstructie",
pag. 48 Analyse), met een eveneens compleet telmerksysteem; een onderkeldering
(souterrain) waarin mogelijk ouder materiaal van voor 1665 is verwerkt;
een oudere kelder onder dit souterrain die ongetwijfeld heeft toebehoord
aan een huis dat de stadsbrand niet heeft overleefd; een eiken trappenhuis
tot in de zolderverdiepingen; van een deel van het pand zijn de historische
houten (parket)vloeren bewaard, naast oude tegelvloeren; en in één
kamer het waarschijnlijk oorspronkelijke stucplafond. Daarnaast zijn
van latere datum nog bijzonder o.a. het 19e-eeuwse hang-en sluitwerk
en de gietijzeren kolommen en onderslagbalken en restanten van wandschilderingen
in de refter van het zusterkklooster, dat vanaf 1875 (Kulturkampf) tot
1994 hier zijn domicilie had.
Het MAB-rapport stelt nog over de ST: " Het pand behoort op nationaal
niveau tot de gaafst bewaarde stadswoonhuizen in deze stijl. (...) De
oorspronkelijke opzet als dubbel herenhuis in één monumentale,
symmetrisch opgezette bouwmassa is in de vergelijkbare waardenstelling
als vrij uniek te beschouwen." (pag. 19)
Kapel
Van de in 1888/1889 door de Akense architect H. Kürth gebouwde
kloosterkapel is enkel de gevel bewaard gebleven, een klein stuk van
de kapconstructie en een laat-middeleeuwse kelder van het huis dat er
vóór de kapel stond en in elk geval de 2e stadsbrand had
overleefd.
De bewaard gebleven gevel is volgens de Analyse een belangwekkend voorbeeld
van Neorenaissancebouwkunst. Het eclectische interieur is bij de algehele
verbouwing van het complex in de jaren 1967/1968 gesloopt. Bij deze
grootscheepse ingreep is veel oude bebouwing verloren gegaan. Bijvoorbeeld
de achterbouw van het ten noorden van de kapel gelegen pand dat de stadsbrand
van 1665 ook had overleefd en ook het daaropvolgend pand met een rijzige
19e eeuwse gevel en middeleeuwse
achterdelen. Daarnaast is in de jaren 1958/59 de oude bebouwing uit
de jaren net na de brand van 1665 aan de voormalige Oliestraat, nu Paredisstraat
volledig gesloopt om plaats te maken voor het flatgebouw dat binnenkort
zijn langste tijd heeft gehad. Deze laatste panden dienden o.a. als
koetshuizen voor de oorspronkelijke herenhuizen die de ST waren.
1e en 2e Huis
Van het huis links van de kapel (ten noorden daarvan dus), is de 19e
eeuwse gevel, met een volgens de Analyse hoge architectuurhistorische
waarde, bewaard gebleven en een oude middeleeuwse gewelfkelder.
Het is niet helemaal duidelijk waarom dit van oorsprong middeleeuwse
huis, waarvan enkel de gevel en kelder bewaard zijn gebleven een monumentschildje
draagt of het zou vanwege de hoge bouwhistorische waarde van deze kelder
zijn (maar dat geldt ook voor het buurhuis, dat niet eens een monumentenstatus
heeft).
Van het huis daarnaast resteert eveneens een oude (laat) middeleeuwse
gewelfkelder.
De oudere, deels middeleeuwse delen zijn, zoals eerder gesteld, verdwenen
bij de grote ingreep in de zestiger jaren van de vorige eeuw (uitgezonderd
de kelders dus).
Resterende bebouwing
Van de resterende bebouwing die historisch interessant en waardevol
is kan enkel de 19e eeuwse achtervleugel genoemd worden met de detaillering
van vensters en deuren, een trappenhuis met houten trap en 19e eeuws
sluitwerk. De 3e verdieping van deze vleugel dateert overigens uit de
jaren 60 van de vorige eeuw. Een onderdeel van de kelder is ouder dan
de rest en mogelijk gaat het om een kelder van het reeds genoemde oude
koetshuiscomplex aan de Oliestraat.
Van de sacramentskapel aan de Paredisstraat zijn enkel onderdelen interessant
zoals de voorpui met glas-in-beton-panelen, de betonnen sculptuur en
de banken die uit de voormalige kapel aan de Neerstraat afkomstig zijn.
Overigens staat de kapel, die onderdeel is van het flatgebouw ter plekke,
op een plaats waar kennelijk eerder ook reeds een kapel stond, maar
daarover staat verder niets vermeld in de Analyse.
De andere complexonderdelen zijn allemaal modern, van na 1967, waarbij
een glas-in-loodraam van Tom Franssen uit 1968 (in de nieuwe kapel)
wel nog genoemd dient te worden.
De Analyse eindigt met een uitgebreid overzicht van de waardevolle
en te behouden delen en onderdelen en wijst bij de aanbevelingen nog
eens apart op belangwekkende resten van de 19e-eeuwse polychrome wandafwerking
en op gewenst nader onderzoek voor bepaalde onderdelen van het complex.
Literatuur:
- Bouwhistorische analyse complex 'De Steenen Trappen', MAB, okt. 2000
- Plangebied De Steenen Trappen, Raap-rapport 624, jan. 2001
- Het Huis 'De Steenen Trappen' in de Neerstraat, art. O. Nienhuis in
Spiegel van Roermond, 1996