De
Galgenberg was dé executieplaats van Roermond.
"de Heksverbrandingen op de Galgenberg"
is uitgegeven door Comité Galgenberg
ter gelegenheid van
Open Monumentendag 1997
samenstelling:
H.J. van der Borgh
Inleiding
De Galgenberg is niet zomaar een berg: het is een berg met een roemrucht,
en een luguber verleden.
De Galgenberg was dé executieplaats van Roermond.
Vele mensen zijn hier schuldig, maar ook onschuldig, ter dood gebracht.
Het
ontstaan van de Galgenberg
Al in de vroege middeleeuwen, voor het jaar 1410 werden op de Galgenberg
doodvonnissen voltrokken.
Het was in de Middeleeuwen de gewoonte dat executies plaats vonden
aan de grens van een gemeente, bij voorkeur nabij een belangrijke
weg.
De
ligging van de Galgenberg
De Galgenberg lag aan de Gelderse kant van de grens tussen de hertogdommen
Gelre en Gulick. De weg die thans nog aanwezig is ten zuidoosten
van de berg, vormde de scheiding tussen de hertogdommen Gelre en
Gulick; vandaar de benaming Scheidingsweg.
Ook lag de Galgenberg aan twee belangrijke wegen, nl.. aan de weg
naar de belangrijke middeleeuwse stad Keulen en de weg naar Heinsberg.
Op oude kaarten is nog te zien dat de weg vanaf de stad Roermond
zich ter plaatse van de Galgenberg splitste in de huidige Herkenbosscherweg
(die vroeger overging in de Keulse-baan) en de Heinsbergerweg.
De locatie van de Galgenberg aan de rand van het Roermondse grondgebied,
langs twee belangrijke invalswegen, was niet toevallig gekozen.
De vreemdelingen die vanuit Keulen of Heinsberg de stad inkwamen,
wisten wanneer ze de Galgenberg gepasseerd waren gelijk wat hun
te wachten stond als ze zich in de stad niet gedeisd hielden.
Het was immers de gewoonte dat de lijken na de executie nog geruime
tijd aan de galg bleven hangen: "ter leering en vermaeck".
Dat de veroordeelden na hun executie geruime tijd aan de galg bleven
hangen blijkt eveneens uit een archiefstuk daterende uit 1724, waarin
wordt gesproken over "de Kitsenberg omtrent de Kapelle in 't
Zand" (kitsen = lijken in vérgaande staat van ontbinding).
Oorsprong
van het "Oude kerkhof" en de "Kapel in 't Zand"
Na geruime tijd te zijn tentoongesteld, werden de "kitsen"
vervolgens begraven "op den hooge kerckhoff", ten noorden
van de Galgenberg. De misdadigers moesten immers worden begraven
in de duisternis, op een plaats waar de zon nooit kwam. Aan de noordzijde
van de Galgenberg kwam geen zon.
Ook werd vlak nabij de Galgenberg reeds voor 1785 een joodse begraafplaats
gesticht.
De joden, die door de eeuwen heen altijd zijn vervolgd en of getiranniseerd,
hadden de gewoonte om hun overledenen te begraven op afschrikwekkende
locaties.
Door de overledenen te begraven nabij de Galgenberg hoopten ze dat
de graven van de overledenen met rust werden gelaten. De aanwezigheid
van de joodse begraafplaats en "criminele" begraafplaats
ten noorden van de Galgenberg heeft in 1785 ertoe geleid dat de
stad Roermond als een van de eersten in Nederland een begraafplaats
buiten de stad oprichtte: het "Oude Kerkhof": ontstaan
vanwege de aanwezigheid van de Galgenberg nabij deze locatie.
De Galgenberg vormt wellicht ook de oorsprong van de huidige bedevaartskerk
"Kapel in 't Zand". In 1418 werd nl.. in opdracht van
het stadsbestuur op de plek van de huidige kerk een kleine kapel
gebouwd. Was het misschien uit schuldgevoel dat het stadsbestuur
opdracht gaf tot het bouwen van deze kapel vlak bij de Galgenberg?
Een kapel die, nadat in 1435 hier in een put een mariabeeldje werd
gevonden, uitgroeide tot een belangrijk bedevaartsoord.
Rondom de bedevaartskerk ontstond vervolgens langzamerhand de nederzettingsstructuur
van de wijk Kapel in 't Zand.
Volksvermaeck
Elke terechtstelling was een schouwspel waarvoor heel Roermond uitliep.
Een schouwspel dat de sleur van alle dag doorbrak in deze saaie
tijden zonder radio of televisie. En het volk genoot...........
Het volk genoot met name van de heksenverbrandingen, ware schouwspelen
bestaande uit geschreeuw, gejammer en geklaag en waarbij vermeende
heksen "hun boos leven eindigden door levendig tot polver te
worden gebrant".
Vooral het jaar 1613 was een bijzonder vermakelijk jaar; In dit
jaar werden op de Galgenberg maar liefst 64 (inmiddels 75) vrouwen verbrand.
Ontstaan
heksenvervolging
De heksenvervolgingen zijn te verklaren tegen de achtergrond van
de heksenwaan die tussen 1400 en 1700 in Europa heerste.
Heksenwaan ontstaan vanuit bijgeloof en crisis-situaties zoals mislukte
oogsten in combinatie met de grote bevolkingsgroei, de economische
malaise en vreselijke ziekten zoals de pest.
In
de eerste dertien eeuwen van onze jaartelling werd hekserij beschouwd
als een vorm van onschuldige tovenarij, waarbij de mens de natuurverschijnselen
probeerde te controleren.
In het midden van de veertiende eeuw veranderende die betekenis
radicaal. Hekserij werd plots gezien als zwarte kunst.
De heksenleer vond zijn grondslag in het bijgeloof dat heksen een
nieuwe sekte vormden die in het geheim een verbond met de duivel
hadden gesloten en samenspanden tegen mens, dier en de kerk; hetgeen
werd aangemerkt als ketterij.
De reden dat met name vrouwen het slachtoffer werden van de heksenwaan
had te maken met de macht die vrouwen hadden ten aanzien van sex
en voortplanting.
Heksenhamer
Het waren met name de twee Duitse Dominicaner monniken Heinrich
Kramer en Jakob Sprenger die paus Innocentius VIII in 1484 overhaalden
om een pauselijke decreet uit te vaardigen, die de inquisitie machtigde
om de hekserij uit te roeien.
Door deze twee monniken, zelf inquisiteurs, werd in 1487 een handboek
voor de heksenvervolging geschreven: de "Malleus Maleficarum"
of "Heksenhamer".
In de Heksenhamer stond exact omschreven hoe een heks kon worden
herkend, hoe de heks moest worden gearresteerd, verhoord en gemaskerd
ter dood moest worden gebracht.
Verhoor
en foltering
Voor het verhoor hadden de schrijvers van de Heksenhamer een groot
aantal, uit hun levendige -maar vooral seksuele- fantasieën
ontsproten, vragen op papier gezet. Hierbij werd gesuggereerd dat
de heksensabbats en de duivelverering gepaard gingen met veel erotiek,
bestaande uit orgiastische feesten, naakte danspartijen het en het
copuleren met de duivel.
Het verhoor van de heks ging eveneens gepaard met folteringen, zoals
duimschroeven, de pijnbank en roodgloeiende tangen. Folteringen
die eerst stopten als de bekentenis was afgedwongen, die voor de
veroordeling nodig was.
Vaak was de door foltering verkregen bekentenis het enige bewijs
van schuld dat kon worden geleverd. Ook hadden de folteringen tot
doel zoveel mogelijk namen te verzamelen om zodoende nog meer heksen
op het spoor te komen.
Bewijs
voor Hekserij
Op zoek naar bewijs voor hekserij werden ook verscheidene proeven
of beproevingen gedaan.
Een van deze proeven was het zwemmen of duiken.
Men was in de veronderstelling dat een heks bleef drijven als ze
in het water werd gegooid. Het water zou immers de dienaren van
de satan afstoten omdat deze ook het doopwater had afgewezen.
Bij het duiken werden de vermeende heksen kruiselings gebonden,
waarbij de rechterduim aan de linker grote teen werd vastgebonden.
Op deze manier bleven een verbluffend aantal heksen drijven, hetgeen
te verklaren was vanwege de opwaartse kracht van het water.
Degenen die zonken waren onschuldig. Naar alle waarschijnlijkheid
zijn de meesten van hen op deze wijze verdronken.
Steekproef
Een andere toegepaste methode was het zoeken naar heksen- of duivelstekens.
Heksentekens waren kleine uitstulpingen op de huid, zoals bijvoorbeeld
een wrat; deze uitstulpingen waren in de ogen van de heksenjagers
tepels waarmee de heks haar geleide-demonen (zoals een zwarte kat)
zoogde. Duivelstekens waren tekens die de nieuwe heksen bij hun
inwijding kregen; dit kon een geboortevlek, litteken of moedervlek
zijn. Heksenjagers wilden zich maar wat graag van de aanwezigheid
van deze tekens overtuigen.
Zo werden, bij voorkeur jonge, vrouwen geheel ontkleed in de rechtszaal
of op het openbaar schavot onderzocht op verraderlijke tekens.
Om het onderzoek naar de tekens te vergemakkelijken werden de vrouwen
vooraf kaal geschoren. Voor het opsporen van de duivelstekens werd
de steekproef gebruikt. De vlekken of littekens werden met een scherp
voorwerp bewerkt.
Als uit de "duivelstekens" geen bloed kwam of wanneer
de heks geen pijn voelde, werd dit als bewijs bij de ten lastenlegging
gebruikt.
In
de heksenwaag o.a. te Oudewater probeerde een heks haar onschuld
aantonen door zichzelf te laten wegen. Een heks werd vrijgesproken
indien haar gewicht in overeenstemming was met de afmetingen van
haar lichaam.
De
berechtiging
Nadat het bewijs van schuld was geleverd werd de heks berecht. Advocaten
kwamen aan een dergelijke rechtszitting niet te pas. Degene die
het opnam voor een heks was zelf immers een ketter.
De
terechtstelling
Hierna volgde de terechtstelling.
De meeste heksen "eindigden hun boos leven door levendig tot
polver te worden gebrant".
De vrouwen werden hiertoe gemaskerd op een ladder gebonden en levend
op de brandstapel geplaatst en verbrand.
Soms, als de beschuldigden meewerkten aan de vele verhoren en zonder
veel foltering zelf schuld bekenden, volgde een mildere straf: de
veroordeelden werden dan gewurgd voordat het vuur ontstoken werd.
De meest bekende "heks" die op de brandstapel werd geplaatst
was Jeanne d'Arc. Zij had de Fransen, geïnspireerd door goddelijke
stemmen, in de honderdjarige oorlog tegen de Engelsen tot een overwinning
geleid. Nadat ze in 1431 door de Engelsen bij de belegering van
Orléans gevangen was genomen werd zij beschuldigd van toverij
en ketterij.
Op deze wijze zijn vele tienduizenden zo niet honderdduizenden onschuldige
vrouwen als slachtoffer van de heksenvervolging op de brandstapel
ter dood gebracht.
Aan vele beschuldigingen van hekserij lagen echter slechts roddels
en laster ten grondslag, veelal voortgekomen uit jaloezie.
Einde heksenvervolging
De Noordelijke Nederlanden was in 1610 het eerste land in Europa
waar, bij besluit van het Hof van Holland, de gerechtelijke heksenvervolging
ophield.
De zuidelijke Nederlanden stonden in die tijd nog onder Spaans-Habsburgs
bewind. In dit deel van Nederland, maar ook in een andere delen
van Europa, heeft de heksenwaan nog lange tijd door gewoed.
Laatse en meest massale heksenproces in de Nederlandse geschiedenis
In het najaar van 1613 vond op de Galgenberg het laatste en meest
massale heksenproces in de Nederlandse geschiedenis plaats.
In dat jaar werden op de Galgenberg niet minder dan 64 heksen ( inmiddel bijgesteld op 75 vrouwen ) terechtgesteld,
elke dag twee, "beginnende den 24 september 1613". "De
wijze magistraat ordonneerde alle dage twee te branden totte leste
toe, 't welc zo geschiede".
Tot 1800 hebben op de Galgenberg executies plaats gevonden.
Na die tijd heeft de nederzetting rondom de Galgenberg zich verder
ontwikkeld en is de berg voor een deel afgegraven en bebouwd.
Cultuur-historisch
erfgoed
Alhoewel door de afgraving en de ontwikkeling van de nederzettingsstructuur
reeds een deel van de Galgenberg verloren is gegaan, moet het gebied
nog altijd worden beschouwd als een waardevol historisch-geografisch
element.
Mede vanwege de gruweldaden die zich op de berg hebben voltrokken
en de sociaal-culturele aspecten hieromtrent, is de Galgenberg is
niet alleen van waarde voor Roermond, doch wellicht zelfs van nationaal
belang.
COLOFON
"de
Heksverbrandingen op de Galgenberg"
is uitgegeven door Comité Galgenberg
ter gelegenheid van
Open Monumentendag 1997
samenstelling:
H.J. van der Borgh
Comité
Galgenberg is opgericht in 1979 met als doel het behoud van de cultuur-historische
waarde van de Galgenberg en de bevordering van de folklore en leefbaarheid
in de wijk "Kapel in 't Zand" te Roermond.
Zie
ook het artikel uit dagblad De Limburger 14-04-2007