Het orgel van de Caroluskapel.
Bijdrage: Bart Golsteijn
student Technische Informatica aan de Technische Universiteit Eindhoven.
Het orgel van de oude Kartuize, thans Caroluskapel werd rond 1740
gebouwd door de beroemde Luikse orgelbouwer Jean Baptist le Picard.
Oorspronkelijk was het een tweemanualig orgel met 23 registers en
een aangehangen pedaal. Van het orgel van de Kartuize zijn nog bewaard
gebleven de orgelkasten, een gedeelte van de windvoorziening en een
zevental registers: in het Hoofdwerk: Bourdon 16', Montre 8', Bourdon
8' en Flûte 4'; van het Positief: Bourdon 8', Montre 4' en Flûte
4'. Het pijpwerk van de Bourdon 16' is nog ouder dan 1740, het was
al eerder in gebruik als Roerfluit. De voorgenoemde registers geven
duidelijk de kenmerkende bouw van Le Picard weer en wijzen op een
leeftijd van over de 200 jaar. Het oorsponkelijke orgel bestond uit
twee klavieren (CD-d3) en een aangehangen pedaal (C-f1).
De zachthouten, 10 meter hoge orgelkast bestaat uit een ondergedeelte
waarin vroeger in het midden de klaviatuur zat en een rijk bewerkt
bovengedeelte met een hoge middentoren en twee lagere zijtorens, rond
vooruitspringend. Het kast van het positief is naar compositie een
repetitie van de twee buitentorens van het hoofdwerk met aangrenzend
half pijpenveld. Deze orgelkasen behoren niet
alleen tot de oudste, maar zijn ook de gaafst bewaard gebleven en
mooiste in Limburg.
Het orgel is gedurende de tijd talloze malen gerestaureerd en veranderd.
De eerste (voor zover bekend) grote restauratie heeft plaatsgevonden
in 1850 door Frans Louvignij uit Roermond. Hij heeft een aantal vulstemmen
verwijderd en vervangen door romantische registers. In 1878 heeft
Müller het orgel gereviseerd en voorzien van een vrij pedaal
(Subbas 16', Octaafbas 8' en koppelingen met de manualen). In 1888
hebben de gebr. Vermeulen de windlade van het Positief geheel gerepareerd
en weer een aantal wijzigingen in de dispositie aangebracht. In 1927
heeft de firma Pereboom uit Maastricht het orgel verbouwd tot een
electro-pneumatisch orgel met kegelladen. Hierbij ging helaas veel
van het oude pijpwerk verloren, waaronder de mixturen en alle tongwerken.
Het positief werd geroofd en de kast tot achter de frontpijpen afgezaagd.
Pas toen werd het orgel ook voorzien van een electromotor. Ook werd
een zwelwerk met dakzwellers aangebracht achter de hoofdkast.Het Picard-orgel
was onherstelbaar verminkt.
In 1953 werd aan de firma Verschueren uit Heythuysen gevraagd een
onderzoek in te stellen naar de toestand van het orgel. Een algemene
restauratie op korte termijn bleek noodzakelijk. Besloten werd het
positief weer te herstellen en het zwelwerk onder het het hoofdwerk
te plaaten. Aan het pedaal is een nieuwe windlade toegevoegd en het
positief en het zwelperk hebben elk een geheel nieuwe windlade gekregen.
Er werd een nieuwe speeltafel gemaakt en aan de epistelzijde van de
orgel-galerij geplaatst. Het systeem is zuiver electrisch, de windladen
zijn van electrische relais-magneten voorzien en de pneumatiek is
geheel verwijderd. Het pijpwerk uit het oude orgel is geheel overgenomen,
zij het grondig gereviseerd en zonodig vervangen. De kast van het
rugpositief is, welke gedeeltelijk gedemonteerd was, is weer geheel
in oude vorm hersteld. De pijpen van het rugpositief zijn, op de Montre
4' in het font na geheel nieuw. Het totaal aantal pijpen van het orgel
komt hiermee op 2320
De huidige dispositie van het orgel is als volgt:
Groot Orgel (C-g3) |
|
|
Positif (C-g3) |
|
|
Bourdon |
16' |
(1700-1740) |
Roerfluit |
8' |
(1748) |
Montre |
8' |
(1740) |
Quintadeen |
8' |
(1953) |
Bourdon |
8' |
(1740) |
Montre |
4' |
(1953) |
Octaaf |
4' |
(1850) |
Koppelfluit |
4' |
(1953) |
Gedekt fluit |
4' |
(1740) |
Doublette |
2' |
(1953) |
Kwint |
2 2/3' |
(1927-1953) |
Scherp |
III-IV |
(1953) |
Octaaf |
2' |
(1953) |
Kromhoorn |
8' |
(1953) |
Cornet (diskant) |
V |
(1953) |
|
|
|
Mixtuur |
III-IV |
(1953) |
|
|
|
Trompet |
8' |
(1927) |
|
|
|
Zwelwerk (C-g3) |
|
|
Pedaal (C-f1) |
|
|
Openfluit |
8' |
(1888) |
Subbas |
16' |
(1878) |
Gamba |
8' |
(1927) |
Zachtbas (tr. Bo16) |
16' |
(1742) |
Celeste |
8' |
(1927) |
Octaafbas |
8' |
(1878) |
Holpijp |
8' |
(1927) |
Gedektbas |
8' |
(1953) |
Zingend Prestant |
4' |
(1850) |
Prestantbas |
4' |
(1927-1953) |
Roerfluit |
4' |
(1740-1850) |
Mixtuur |
II-III |
(1953) |
Blokfluit |
2' |
(1900) |
Basson |
16' |
(1927) |
Sesquialter |
II |
(1953) |
|
|
|
Cimbel |
II-III |
(1953) |
|
|
|
Hobo |
8' |
(1927) |
|
|
|
Koppelingen |
Speelhulpen |
Pedaal + Groot Orgel |
vaste combinaties: piano/mezzoforte/forte/tutti |
Pedaal + Positif |
2 vrije combinaties A en B waarvan A deelbaar |
Pedaal + Zwelwerk |
automatische pedaalomschakeling |
Pedaal + Zwelwerk 4' |
positif af |
Groot Orgel + Positif |
tongwerken af (totaal, of elk tongwerk apart) |
Groot Orgel + Zwelwerk |
tremolo op het zwelwerk |
Groot Orgel + Zwelwerk 16' |
mechanische zweltrede |
Groot Orgel + Zwelwerk 4' |
|
Positif + Zwelwerk |
|
De speeltafel: