Bocholtse Huis
Pand Steegstraat 30
Uit Roermondse Marktprijzen en Berigten 31 maart en 19 juli
1845;
"een zeer schoon en geheel nieuw gebouwd huis, gelegen te Roermond,
in de Steeg. Hetzelve bevat, behalve de wel ingerigte huizing, een
gebouw voor de Kantore benevens Remise, Stallingen en Waschplaats,
in twee vleugels van het Hoofdgebouw gescheiden; voorts eenen schoonen
grooten tuin beplant met uitmuntende Fruit-boomen, schoonen Kelders
een pomp in de Keuken en eene op de Plaats, Regenput enz; het is vrij
van Erfdienstbaarheden, onbelast van Hypotheek en tegen brandschade
verzekerd voor eene soms van achtien duizend guld. -Ned."
Het gebouw wordt in de voorlopige lijst der Nederlandse Monumenten
van geschiedenis en Kunst, Dee VIII, Prov. Limburg, Roermond, als
volgt omschreven:
"Steegstraat 30. Voormalig huis Bocholts, vrijstaand
vierkant baksteenen heerenhuis (XIX a), van vijf vensterbreedten boven
een onderverdieping twee verdiepingen hoog, onder schilddak met vierkant
leien torentje; aan de voorzijde een tweevleugelig bordes trap. Inwending:
gestucadoord plafond marmeren schoorsteenmantel met in stuc versierden
bovenboezem. Voorplein met rechts en links een stal en een remise;
aan de voorzijde een pijlermuur met ijzeren hekken; het voorplein
onderkelderd met oude verwulvingen."
Bocholste huis en zijn bewoners.
Het Bocholste huis lag in de nabijheid der Venlose poort tegenover
de poort van de Voogdij; het was sedert vroege tijden in het bezit
van het geslacht van Bocholz en werd steeds door de leden daarvan,
wanneer zij de kwartietvergaderingen van de Staten van het Overkwartier
van Gelre te Roermond bijwoonden, betrokken. Fahne geeft daarvan een
afbeelding in zijn geschiedenis van het geslacht Bocholtz.
Johan Willem, vrijheer van Mirbach, heer te Harff en Honstroff, zijn
echtgenote Maria Margaretha, vrijvrouw van Bocholtz, Adriaan Constant,
vrijheer van Bentinck, heer van Limbricht en Hemmersbach en zijn echtgenote
Anna Francisca, vrijvrouwe van Bocholtz, als erfgenamen van wijlen
Johan Arnold, vrijheer van Bocholtz, heer te Lobberich en van wijlen
zijn echtgenote Anna Maria Amalia, vrijvrouwe van Gymnich, verkochten
op 13 juli 1750 het z.g. Bocholtz huis te Roermond aan Eugéne
Joseph de Bors, regeringsraad van de keurvorst van Mainz, geheimraad
van de prins La Tour en Tassis, en directeur van het Rijkspostkantoor
te Maaseik.
De Bors, die tevens provisor van het meisjesweeshuis was, door Goswinus
Dulcken te Roermond gesticht, bestemde dit huis tot meisjesweeshuis,
om welke reden het hem door genoemde erfgenamen voor de lage som van
1000 pattacons werd afgestaan.
Daar echter inmiddels het meisjesweeshuis in het Hospitaal Generaal
was opgenomen, verkreeg de Bors op 21 maart 1755 van Karel Alexander,
hertog van Lotharingen, landvoogd der Zuidelijke Nederlanden te Brussel,
verlof om het Bocholtse huis met een winst van 100 pattacons te verkopen.
Deze verkoop vond plaats op 25 april 1755 ten behoeve van Petrus Henricus
de Winckel, zoon van wijlen Petrus Josephus de Winckel, in leven griffier
van het hof van Gelder te Roermond.
Op 18 juli 1755 verkocht de Winckel het huis aan Albertus Cock en
zijn echtgenote Maria Johanna Leblanc voor dezelfde som van 1100 pattacons,
met voorbehoud van het recht van wederinkoop voor een tijdvak van
negen jaren en daarna van negen tot negen jaren.
De aankopers hadden tot het betalen van de koopsom aan kapitaal van
1000 pattacons moeten opnemen van Daniel Griffin, wijnkoopman te Roemrond,
welke som op het huis werd gevestigd. In deze hypotheekakte wordt
het huis "Hertog Karel van Lorreynen" genoemd.
Op 13 mei 1776 werd het huis verkocht aan Baron W. A. van Merwijck,
heer van Kessel, raad costumier in het Hof van Gelder te Roermond.
Het oorspronkelijke Bocholtse huis moet in het eerste kwart van de
19e eeuw afgebroken zijn, waarna het tegenwoordige pand gebouwd werd.
Het huis moet omstreeks 1840 bewoond zijn geweest door Baron A.H.F.
Michiels van Verduynen, Arrondissements en Militie Commissaris, en
in 1845 door Mgr Paredis, Apostolisch Vicaris van het vicariaat Limburg.
Het behoorde toe aan de Ridder de Longrée, en werd op 9 augustus
1845 door notaris Guillon publiek verkocht.
Bron: Gemeente archief Roermond, Gemeente-archivaris M.K.J. Smeets