| 
       Roermonds Relikwie ontdekt in Spanje! 
        Ontdekt door Ch.Ruijs-Janssen 
        Vertaling: Victor Andre-Cota en Frans Jansen 
       Uit 
        het boek “ Historische aantekeningen over de relikwieën van 
        heilige Maria Magdalena”, patrones van Ricla. 
      In het jaar 
        1578 (Moet waarschijnlijk 1568 zijn?), Philips II was toen koning 
        van Spanje, was de katholieke stad Roermond in Nederland omgeven door 
        een leger van Luthersen, Calvinisten en Hugenoten. Men zag in de betreffende 
        stad de tempels van God, waar de relikwieën, waaronder die van de 
        Haren van de Heilige Maria Magdalena, werden vereerd. De bewoners van 
        de stad werden bedreigd met de dood. Toen kwam er een bataljon gevormd 
        door 700 katholieken uit Aragon, aangevoerd door kapitein Don Domingo 
        Rasera, die stamde uit La Almudia, en in allerijl ging hij de bewoners 
        van de stad helpen.  
        Hij zegevierde met een totale overwinning.  
      De inwoners 
        van Roermond schonken de vrijheidsstrijders van alles, maar de katholieke 
        kapitein accepteerde alleen een aantal heilige relikwieën om zijn 
        religie te expanderen.  
        Tussen de relikwieën die men hem aanbood nam hij een kluwen haar 
        van de Heilige Maria Magdalena, uit het heilige Franciscus klooster (=Minderbroedersklooster) 
        van deze stad. Uitzonderlijk mooi door het buitengewone feit dat ze in 
        een streng gevlochten waren en in contact waren geweest met de voeten 
        van onze Verlosser. Bewust geworden van het feit dat hij niet de persoon 
        was om deze relikwieën te bezitten stuurde hij ze onder de nodige 
        maatregelen en het nodige respect naar de parochie van La Almudia (volgens 
        authentieke verklaring uitgegeven in Rome in het jaar 1569 door Kardinaal 
        Jacobus Sabiniensis S.R.C.) zodat ze de gewenste devotie zouden ontvangen. 
         
      Men weet 
        niet waarom dit genoemde Heilige relikwie werd vergeten in dit dorp; wat 
        men wel weet is dat men gedurende 1 eeuw niet wist dat het om zo’n 
        vooraanstaand relikwie ging, tot op een dag in de hemel zich een ontzettend 
        grote storm aan het opmaken was; dat het onophoudelijk bliksemde en de 
        donder verschrikkelijk door de bergen weergalmde, dreigend met een totale 
        verwoesting, en een stormvlaag uit de zwarte wolken treft precies de plaats 
        waar de kluwen heilig haar zich bevond. De muren breken bij de ontploffing 
        van een blikseminslag en de schat werd ontbloot. 
        Deze gebeurtenis werd bekend in Ricla en omstreken. Ricla die de Heilige 
        Maria Magdalena vereerde als hoofd patrones verzocht aan La Almudia een 
        stukje van dit zo vereerde haar. 
        De heer Don Felipe Alberto Sonchez, geboren in La Almudia en priester 
        in Ricla wilde tegemoetkomen aan deze wens van de mensen uit zijn parochie 
        en stuurde een petitie naar de kloosteroverste en justitie in La Almudia, 
        opdat ze een klein deel van de haren van de Heilige zouden afstaan en 
        dit werd toegewezen. 
        De priester en de gemeente van Ricla werden het eens met de kloosteroverste 
        en de gemeente van La Almuda. Er werd een processie georganiseerd door 
        toedoen van beide dorpen, burgerlijke coöperaties en de geestelijken. 
        Ze brachten bij deze processie het relikwie naar La Almudia. Ze kwamen 
        bij elkaar op de grens van beide dorpen. De kloosteroverste van La Almudia 
        nam een deel van de haren van de Heilige en gaf deze aan de hulpposten 
        van Ricla. De haren werden in een speciaal daarvoor ontvangen reliekhouder 
        gedragen die als datum voert het jaar 1674.  
        Deze gebeurtenis heeft plaats gevonden op de 2de zondag in oktober van 
        het jaar 1674. 
        Hierna gingen ze in processie gezamenlijk terug naar hun eigen parochie 
        samen met de coöperaties en de gelovigen. Ter herinnering aan deze 
        gebeurtenis liet het dorp Ricla een zuil bouwen waarbij de heilige relikwie 
        werd gelegd, samen met een beeld van de Heilige Maria Magdalena, die bewaard 
        is gebleven en gerestaureerd in het jaar 1899 door don Pedro José 
        Vera Esceneo. 
      Bij deze 
        gelegenheid werd er in Ricla, tijdens een feestelijke bijeenkomst, besloten 
        tot een plechtige vereringen van de heilige Patrones op de 2de zondag 
        van oktober. Die wordt nog altijd in ere gehouden, maar niet met de grootheid 
        van weleer, gezien het feit dat er tegenwoordig veel minder mensen en 
        leden van de congregatie zijn. 
        Op 14 april 1806, besloot betreffende parochie bij Joaquin Mesa, beeldhouwer 
        te Zaragoza, de bouw van een zuil om de waardevolle reliekhouder met het 
        relikwie bij te zetten, te bestellen. Dit werd door de Aartsbisschop van 
        Zaragoza in Rome aangevraagd.  
      Op 21 augustus 
        1806 besloot de parochie dat, in opdracht van Rome aan de Aartsbisschop 
        van Zaragoza, het relikwie van de Heilige Maria Magdalena naar Zaragoza 
        ging. (Naar de beeldhouwer?) De afgevaardigde hiervoor was de 
        eerwaarde Manuel Garcia, weldoener van deze kerk. Hij moest in Zaragoza 
        het relikwie halen. (of naar Zaragoza brengen ??) De dag ervoor 
        werd bekend gemaakt dat hij naar Ricla zou komen met het doel om in de 
        processie het heilige relikwie in ontvangst te nemen …  
      De rest 
        van de tekst zal in een vrije vertaling worden weergegeven: 
        Het blijkt dat de vlecht in 1806 verdeeld werd in 12 dozijn vlechten waarschijnlijk 
        gerangschikt in een soort uitstekende stralen. Tevens is er sprake van 
        meer delen, relikwieën, waaronder ook een tand (waar kwam die 
        vandaan?) “geordend volgens bijgevoegde tekst”, gevonden 
        in overvloedig stof. Al deze onderdelen waren dus voorzien van bijgevoegde 
        teksten (verklaringen). Dit alles werd in een prachtige urn geplaatst 
        bij de plint of basis van de reliekhouder die in processie vereerd wordt 
        op de tweede zondag van oktober.  
        Uit de tekst blijkt niet of ook alles weer terug is gekomen in La Almudia 
        en Ricla, het is niet uitgesloten dat er ook een deel van het relikwie 
        in Zaragoza is achtergebleven.  
        In Zaragoza wordt ook Maria de Pilar aanbeden. Pilar betekend Pilaar en 
        voor het relikwie van Maria Magdalena wordt ook een pilaar gemaakt door 
        een beeldhouwer. Worden beide pilaren door de zelfde beeldhouwer (Joaquin 
        Mesa ) gemaakt? Het zou interessant zijn uit te zoeken of er in Zaragoza 
        ook een deel van het Roermondse relikwie aanwezig is. 
        
        http://www.ricla.org/cu_reliquias.htm 
        
       
         
      Orginele 
        Spaanse tekst: 
        Del libro "Apuntes Históricos" 
        De las reliquias de Santa María Magdalena, patrona de la villa 
        de Ricla.  
        En el año 1.578, siendo Pontífice San Pío V, y rey 
        de España D. Felipe II, hallábase la católica ciudad 
        de Ruremunda -Países Bajos- sitiada por un ejército de herejes, 
        luteranos, calvinistas, hugonotes y berengarios; veíanse en dicha 
        ciudad los Templos del Señor, las Reliquias, entre las cuales se 
        veneraba la de los Cabellos de Santa María Magdalena, y sus moradores 
        amenazados de muerte, y de todos los estragos consiguientes á una 
        guerra en extremo feroz, cuando un brillante batallón, compuesto 
        de 700 católicos aragoneses, comandados por un valiente capitán 
        D. Domingo Rasera, natural de La Almunia, corría á marchas 
        forzadas á socorrer á los sitiados: cae sobre los sitiadores, 
        y en el primer combate consigue sobre ellos la más completa victoria. 
        Los habitantes de Ruremunda prodigan toda clase de obsequios á 
        sus libertadores; les ofrecen valiosos dones, de los que halagan la codicia 
        humana; pero el católico capitán sólo acepta algunas 
        reliquias de santos para dar expansión á su religiosa piedad. 
        Entre las reliquias que le presentaron, aceptó una madejita de 
        cabellos de Santa María Magdalena, con extraordinario gozo, del 
        convento de San Francisco de dicha ciudad (Tradiciones histórico-religiosas 
        del Arzobispo de Zaragoza, pág. 194), por la inmensa dicha que 
        habían tenido de estar entrelazados y en contacto íntimo 
        con los sagrados pies de Nuestro Divino Salvador; y considerándose 
        indigno depositario de ellos, los remitió con las precauciones 
        necesarias, y el respeto que merecían a la Parroquia de La Almunia 
        (Según testimonio auténtico expedido en Roma el año 
        1.569, que principia Jacobus Sabiniensis S.R.C. cardinalis) para que recibieran 
        el culto debido. 
        Ignórase el motivo por el cual, la dicha santa reliquia quedó 
        olvidada y sin culto en dicha villa: lo cierto es, que por espacio de 
        un siglo, se ignoró qué había sido de tan insigne 
        reliquia; hasta que un día fraguóse en la atmósfera 
        una formidable tormenta que los relámpagos se sucedían sin 
        intermisión, los truenos no cesaban de resonar horriblemente por 
        los vecinos montes amenazando una completa desolación; y una exhalación 
        desprendida de las negras nubes, va á dar precisamente al sitio 
        donde se ocultaban los santos cabellos; se rompen los muros al estallido 
        de un rayo, y dejan descubierto tan precioso tesoro. Tan sorprendente 
        acontecimiento tuvo resonancia en Ricla y toda la comarca. Venerando Ricla 
        a Santa María Magdalena por su principal patrona, solicitó 
        de La Almunia una porcioncita de tan venerandos cabellos. 
        D. Felipe Alberto Sánchez, natural de La Almunia y párroco 
        de Ricla, queriendo satisfacer los piadosos deseos de sus feligreses, 
        juntamente con el Capítulo y Ayuntamiento, dirigió una súplica 
        al Prior y Justicias de La Almunia, para que cediesen una parte de los 
        cabellos de la santa, que fué concedida. 
        El Párroco, Capítulo y Ayuntamiento de la villa de Ricla, 
        puestos de acuerdo en el Prior, Capítulo y Ayuntamiento de La Almunia, 
        dispusieron una solemne procesión con asistencia de ambas villas 
        y las Corporaciones eclesiásticas y civiles, trayendo en dicho 
        acto el Capítulo de La Almunia el relicario: se reunieron en los 
        confines de ambas villas; en cuyo acto el Prior de La Almunia, tomando 
        parte de los cabellos de la santa, la entregó al vicario de Ricla, 
        colocándose en otro relicario preparado al efecto que lleva grabada 
        la fecha del año 1.674. Este notable acontecimiento tuvo lugar 
        el segundo domingo de Octubre del año 1.674. 
        Después regresaron procesionalmente a sus respectivas parroquias 
        las dichas respetables corporaciones y fieles que las acompañaron. 
        En memoria de tan fausto acontecimiento, la villa de Ricla hizo construir 
        un pilar donde tuvo lugar la entrega de la santa reliquia, colocando una 
        imagen de Santa María Magdalena, que todavía se conserva, 
        restaurada el año 1.899 por la piedad de D. Pedro José Vera 
        Escuer. 
        Con tal motivo, se formó en Ricla una numerosa Cofradía 
        que dedicaba solemnes cultos á la Santa Patrona el segundo domingo 
        de Octubre, que todavía los consagra, aunque no con las esplendidez 
        y suntuosidad de antes, por haber quedado reducido el número de 
        cofrades. 
        El día 14 de Abril de 1.806, acordó dicha Corporación 
        encargar a Joaquín Mesa, escultor de Zaragoza, la construcción 
        de una urna para colocar el precioso relicario de una reliquia de dicha 
        Santa, que por encargo de la Cofradía solicitó a Roma el 
        Excmo. Sr. Arzobispo de Zaragoza. 
        El día 21 de Agosto de 1.806 acordó la Corporación, 
        que con motivo de haber llegado a Zaragoza dirigida de Roma al Sr. Arzobispo 
        de Zaragoza la reliquia de Santa María Magdalena, se comisionara 
        á mosen Manuel García, beneficiado de esta iglesia, para 
        que pasara á dicha ciudad a recibir la reliquia, avisando oportunamente 
        el día de su llegada a Ricla, para con tiempo suplicar al Reverendo 
        Capítulo y Ayuntamiento, al fin de salir procesionalmente a recibir 
        la santa reliquia: así mismo dispuso se proporcionaran doce docenas 
        de voladores y abundante pólvora para solemnizar el recibimiento. 
        Dicha reliquia consiste en un diente y otro fragmento de la Santa, cuya 
        auténtica está depositada en el plinto ó basa del 
        relicario, que se saca procesionalmente el segundo domingo de Octubre 
        en la preciosa urna.  
        http://www.ricla.org/cu_reliquias.htm 
       
        Bewijs van echtheid van de relikwie van Maria Magdalena in 1806: 
        Auténtica de la Reliquia de Santa María Magdalena 
        Fray José Bartolomé Menoquio de la Orden de San Agustín, 
        por la gracia de Díos y de la Santa Sede Apostólica, Arzobispo 
        Porfiriensis, Prefecto del Sacro Colegio, Prelado doméstico asistente 
        al Solio Pontificio, expidió en Roma en Junio de 1806 la auténtica 
        de la Reliquia de Santa María Magdalena Penitente en la forma siguiente: 
        "Sacram Reliquiam ex dentibus S. Marie Magdalene Penitentis, quam 
        reverenter colocavimus imparvatheca argentea ovalis figure, duplici crystallo 
        munita ac bene clausa, etc." 
        Nos los Gobernadores Eclesiásticos del presente Arzobispado por 
        el Excmo. Sr. Patriarca de la Indias, Arzobispo de Zaragoza, Inquisidor 
        General, etc., etc. 
        Vista por Nos la Reliquia de Santa María Magdalena, y cotejada 
        con las señales, o circunstancias que se expresan en su auténtica, 
        que al efecto Nos ha sido exhibida. Concedemos nuestra licencia y permiso 
        para que se le pueda dar y dé el culto que le corresponde. Dado 
        en Zaragoza á treinta de Agosto de 1806. 
        Fray Miguel, Obispo Amiciense y Vicario General de los muy ilustres Gobernadores. 
        Doctor Carlos García, Secretario 
      http://www.ricla.org/cur_autentica.htm 
        
      
       
         
       |