| Bernardus van ClairvauxDoor: Ch.Ruijs-Janssen
 
               Naam: BernardusNaamdag: 20 augustus
 Patroonheilige van: Bourgondië, Ligurië, Gibraltar en Genua, 
        Imkers, bijen, kaarsenmakers, tegen bezetenheid, onweer, reuma. jicht 
        en kinderziektes.
 Attributen: Schedel, Hond, Boek, Bijenkorf.
 Hij leefde van 1091 tot 1153
 In 1174 werd Bernard heilig verklaard en in 1830 volgde de benoeming tot 
        Kerkleraar.
 Bernardus werd in 
        1091 geboren te Fontaines, vlakbij Dijon in Frankrijk. Zijn Vader, een 
        ridder genaamd Tecelin, kwam om tijdens de eerste Kruistocht; en zijn 
        moeder Aleth, een dochter uit het huis Mont-Bar en bekend om haar piëteit, 
        overleed toen Bernard nog een jongetje was. Hij studeerde te Châlon 
        en in 1113 sloot hij zich aan bij Robert van Molesmes die een klooster 
        in Citeaux had gesticht, wat later de Orde der Cisterciënzers (zoals 
        de Latijnse naam Cistercium aangeeft) zou gaan heten. In 1115 werd er 
        een zuster-klooster gesticht in Clairvaux waarvan Bernardus de abt werd. 
        Clairvaux werd al snel het belangrijkste klooster van de Cisterciënzers 
        dank zij de roem en invloed van Bernardus. In 1128 werd hij door Kardinaal 
        Mattheus van Albano uitgenodigd om de synode van Troyes bij te wonen waar 
        hij er voor zorgde dat de Ridders van de Tempel (de Tempeliers) werden 
        erkend waarvan wordt beweerd dat Bernardus de regels heeft opgezet. In 
        het pauselijk schisma, dat vanaf 1130 de pretendenten Innocentius II en 
        Anacletus II (en later Victor IV) tegenover elkaar plaatste, getroostte 
        Bernardus zich veel moeite voor eerstgenoemde. Hij was een grote steun 
        voor Innocentius, die in 1138 uiteindelijk de 'overwinning' behaalde. 
        In 1145 werd een andere Bernard, abt van het Cisterciënzer klooster 
        van Aquae Silviae bij Rome, tot Paus gekozen als Paus Eugenius III. Dit 
        was natuurlijk een triomf voor de Cisterciënzers. In die tijd trok 
        Henry van Lausanne in het zuiden van Frankrijk duizenden toehoorders en 
        Bernardus kreeg de opdracht om in de Languedoc en de Pyreneeën die 
        Ketters (=Katharen) te bestrijden en door zijn preken lukte het hem om 
        deze vloed van ketterij (een tijdje) te stoppen. In 1146 riep Bernardus 
        van Clairvaux, in opdracht van de Paus, op tot een tweede Kruistocht. 
        Bij een grote bijeenkomst op 21 maart te Vezelay nam Koning Louis VII 
        van Frankrijk en zijn vrouw Eleanora het kruis op. Zijn woorden wekten 
        een groot enthousiasme bij de Franse ridders. Daarop trok hij door Bourgondië 
        en Vlaanderen naar het Rijnland. Ook hier vond hij veel bijval, vooral 
        bij het volk. Er kwamen nu ook kruisvaarders toestromen uit Engeland, 
        de Nederlanden en Portugal. Ook al preekte hij de kruistochten hij greep 
        toch in toen de monnik Radulf de Joden van Mainz vermoordde. Het grote 
        fiasco van de tweede kruistocht was een harde tegenslag voor Bernardus 
        die er moeite mee had waarom God zo handelde, maar hij weet het toch aan 
        de zonden van de Kruisvaarders (Ep. 288; de Consid. ii. I). Het nieuws 
        van dit fiasco bereikte Bernard in Clairvaux, waar Paus Eugenius die uit 
        Rome was verdreven door de revolutie van Arnold van Brescia, op dat moment 
        zijn gast was. In 1150 wilde Bernardus nogmaals meewerken aan nieuwe Kruistocht 
        (de 3e) die zijn vriend abt Suger probeerde te organiseren. Door veel 
        tegenwerking en het overlijden van Suger maar vooral de zeer slechte gezondheid 
        van Bernardus mocht/kon hij niet persoonlijk deelnemen aan deze Kruistocht, 
        laat staan deze leiden (wat het oorspronkelijke plan was geweest). Onze 
        eigen Graaf Otto II van Gelre nam deel aan deze Kruistocht van 1189 tot 
        1192 onder Keizer Frederik Barbarossa. (Bernardus was inmiddels overleden) 
        De wonderen die Bernardus verrichte en zijn welbespraaktheid maakten op 
        velen die hem in levenden lijve meemaakten grote indruk. Zo kwam hij meermalen 
        van zijn reizen thuis met een grote schare leerlingen, die wilden intreden 
        in Clairvaux. Bij zijn dood telde Clairvaux 700 monniken!
 Gedwongen door zijn toenemende ziekte bracht Bernardus zijn laatste levensjaren 
        door in Clairvaux. Hij overleed op 20 augustus 1153 en werd begraven voor 
        het altaar van Onze Lieve Vrouw, die hij altijd zo vereerd had. Reeds 
        in 1159 stond het Generaal Kapittel van de Orde aan de monniken van Clairvaux 
        toe de feestdag van hun abt te vieren. In 1174 werd hij door paus Alexander 
        III heilig verklaard. In 1830 werd Sint Bernardus tot Kerkleraar uitgeroepen.
 
  
 Foto 
        A.Jacobs Bernardus 
        en Roermond: In de Munsterkerk werd al vanaf de stichting Sint Bernardus vereerd. De 
        oudste vermelding vinden we in een hagiografie die geschreven werd door 
        de Rijnlandse cisterciënzer Caesarius van Heisterbach over de op 
        7 november 1225 vermoorde aartsbisschop Engelbert van Keulen. (Dialogus 
        miraculorum, b. I) Deze, als martelaar beschouwde Engelbert van Keulen 
        had in 1220 de Munsterkerk persoonlijk ingewijd. (Engelbert’s vader 
        was graaf Engelbert van Berg en zijn moeder was Margaretha, dochter van 
        de graaf Hendrik I van Gelre, en dus zus van Otto I!!). In het deel waar 
        Caesarius de wonderen die aan de tussenkomst van Engelbert werden toegeschreven 
        beschreef, staat een verhaal over ridder Herman van Glimbach die al sinds 
        minstens twee jaar geleidelijk verlamd was geraakt. Toen hem geadviseerd 
        werd de hulp van Engelbertus in te roepen zou hij geantwoord hebben: “Ik 
        heb me laten brengen naar de heilige Quirinus in Neuss en naar O.L.Vrouw 
        van Roermond en naar de graven van heel veel heiligen, maar ik werd niet 
        verhoord. Misschien ben ik het wel niet waard verhoord te worden”. 
        Na een gelofte aan Engelbert herkreeg hij zijn gezondheid en vier dagen 
        later ondernam hij een dankbedevaart naar het graf van Engelbert in de 
        Keulse dom. Daar vertelde hij zijn verhaal aan Goswinus van Volmarsum, 
        kanunnik en custos van de Keulse domkerk, die dit verhaal aan Caesarius 
        van Heisterbach doorgaf. Dhr Jaap van Moolenbroek meent in zijn studie 
        over de Munsterkerk (in Bedevaartplaatsen in Nederland, deel 3 Limburg) 
        dat met “O.L.Vrouw van Roermond” niet, zoals de gangbare interpretatie 
        luidt de “O.L.Vrouwe Munster” wordt bedoeld maar een cultusobject 
        (bijv een beeld van Maria) van O.L.Vrouw te Roermond. Mijn persoonlijke 
        visie is toch de zelfde als de “gangbare interpretatie” namelijk 
        dat hier toch gewoon de kerk werd bedoeld, en dat ridder Herman van Glimbach 
        naar de O.L.Vrouwe Munsterkerk kwam om de hulp van Bernadus aan te roepen. 
        Het was, en is, algemeen bekend dat Bernardus te hulp werd geroepen bij 
        jicht en reuma en dus de meest geschikte heilige was voor Ridder Herman 
        van Glimbach!
 Daarnaast dient men nog te weten dat Engelbert in 1212 deelnam aan de 
        Kruistocht tegen de Katharen. (!!!) (Hier komen Gelre, Engelbert en de 
        Katharen wéér samen!)
 De eerstvolgende vermeldingen stammen uit 1644. Uit de inventarisatielijst 
        die toen werd opgemaakt blijkt er toendertijd geen altaar aan de H.Bernardus 
        te zijn gewijd. Daarbij rijst er bij mij de vraag van wanneer dan het 
        kleine altaar is, dat ik bij het bezichtigen van de Munsterkerk na de 
        restauratie (2005) in de absis, daar waarop altijd het tabernakel stond, 
        zag staan. Waarop duidelijk “Sancte Bernardus Ora pro Nobis” 
        gegraveerd staat?
  Foto Ch.Ruijs
 Wel was 
        er toen (1644) een beeld van Bernardus, waarvoor een witte mantel van 
        taf, een zijden weefsel, beschikbaar was, alsmede drie witte satijnen 
        mijters, versierd met parels en een krans van zilverleer. Ook was er mogelijk 
        een reliekhouder voor een reliek van de vinger van Bernardus (“Den 
        vynger van St.Bernardus op een vijercante silveren bloksken”). Bovendien 
        hingen in het koor maar liefs twintig(!) schilderijen die het leven van 
        Bernardus voorstelden. Prof.Dr.Peter Nissen beschrijft in het zelfde boek 
        (in Bedevaartplaatsen in Nederland, deel 3 Limburg) in zijn bijdragen 
        over Bernardus, dat het huidige beeld van Bernardus (dat toegeschreven 
        wordt aan de Meester van Elsloo uit ca 1525) niet voor 1802 in Roermond 
        terecht is gekomen vanuit het dat jaar opgeheven cisterciënzerinnenklooster 
        Dalheim. De Meester van Elsloo (drie generaties van de beeldhouwersfamilie 
        Van Oel) werkten tussen 1490 en 1573 zeker in Roermond! Kan het zijn dat dit beeld vanuit het cisterciënzerinnenklooster 
        (Munsterkerk) hier in Roermond naar Dalheim is gebracht? Gezien de woelige 
        tijden die Roermond toen doormaakte is het zeker niet uit te sluiten dat 
        het daar in veiligheid werd gebracht, misschien zelfs wel vaker heen en 
        weer is gegaan. Toen het klooster in Dalheim door de Fransen werd gesloten 
        het uiteindelijk definitief in Roermond is gebleven?
 In de Munsterkerk bevind zich momenteel nog een theca met een reliek van 
        Bernardus die, samen met andere relieken (Anna, Donatus, Barbara, Antonius 
        van Padua, Hubertus, Rochus en de sluier van Onze Lieve Vrouw), in een 
        20e-eeuwse reliekenkast rond de priesterbef van de “in de geur van 
        heiligheid gestorven” deken Tijssen. Tot de restauratie van het 
        interieur van de Munsterkerk in 1963 bevond zich nog een tweede beeld 
        van Bernardus in de Munsterkerk, dat in 1891 door de Roermondse beeldhouwer 
        Joseph Thissen ter gelegenheid van het achtste eeuwfeest van de geboorte 
        van Bernardus is gemaakt. Dit beeld is eerst ondergebracht in het Gemeentelijk 
        Museum en in 1970 verkocht aan een kunsthandel! (Maas- en Roerbode 1970)
 Vanaf 1802 tot aan de 2e Wereldoorlog vonden er nog vele bedevaarten van 
        uit het Duitse grensgebied plaats. Of er nu nog mensen speciaal voor Bernardus 
        naar de Munsterkerk gaan is mij niet bekend, maar grote bedevaarttochten 
        (helaas) zeker niet.
 Heden ten dage schijnt Bernardus en zijn rol in de Munsterkerk compleet 
        in vergetelheid te zijn geraakt en het was dan ook niet gemakkelijk voor 
        dit verhaal gegevens te vinden!
 
 E-mail 
        van de dochter van de Koster en voorzanger van de Munsterkerk: Charlotte,Heb het artikel van Bernardus eens helemaal door gelezen en aan het eind 
        van het artikel schrijf je dat vanaf 1802 tot WO II nog vele bedevaarten 
        plaats vonden. Ik kan je zeggen dat dat ook daarna nog gebeurde want vanuit 
        Eupen (België) kwamen ze met de huifkar en te voet naar de Munsterkerk 
        voor Bernarduswater. Dat was in de jaren vijftig tot begin 60 en gingen 
        dan door naar Kevelaer. Bij terugkomst deden ze weer de Munsterkerk aan 
        want wij vingen de bedevaartgangers op aan de grens van Roermond. Als 
        ze kwamen dan moesten wij mijn vader waarschuwen want dan ging hij met 
        de fiets naar de kerk en was dan tijdig aanwezig want die mensen waren 
        te voet. De huifkar diende voor vermoeide Bedevaartgangers en proviand 
        wagen. Later was dat nog zo'n ouderwetse truck.
 groetjes
 Marianne Muller-Klaar
 
 Bronnen:Drs Rob Dückers, De Katholieke Encyclopedie, de bijdragen van Dhr 
        Jaap van Moolenbroek en Prof Dr Peter Nissen in Bedevaartplaatsen in Nederland, 
        Meerstens Instituut van de Kon.Ned.Akademie van Wetenschappen.
 
 |