SCHEEPSMOLEN VERSWOLGEN DOOR DE MAAS
Ruud Lamboo
Jan Hendrik Hartjes
vraagt in 1847 bij Burgemeester en Schepenen te Roermond vergunning
om een graan-pel,
en looiwatermolen op een schip in de Maas te mogen
aanleggen.
In een brief (11-1-1848) gericht aan de gouverneur te Maastricht schrijft
B & W van Roermond,
dat ze eerst “de verscheide hoogtens
der Wateren in De rivier te moeten afwachten.”
Dit in verband
met het hinderen van de scheepvaart, indien de molen komt vast te zitten.
Bij Zuidoosten wind zou dit ook kunnen gebeuren.
Waar zou de molen dan wel moeten komen? B. & W. geeft o.a. aan:
“De eenige plaats Daartoe Zoude Zijn ongeveer 3 à 4
honderd ellen boven
de aanvaart der Veerpont op de linkerzijde Der Maas”
24 januari 1848 verscheen een rapport(Nr. 7081) betrekking hebbende
op de molen.
Op 3 maart 1848 is aan J.H. Hartjes “onder de daarbij gestelde
voorwaarden,
de vergunning verleend, om “eenen graan-pel- en looiwatermolen
op een schip in de Maas,
tegenover de stad Roermond te mogen oprigten”
De heer Hartjes vraagt 21 mei 1848 aan de gouverneur te Maastricht,
of “de administratie van den waterstaat”
hem wilt
berichtten, waar hij zijn scheeps-molen mag aanleggen.
In een brief van 26 mei 1848 staat: “Ik heb mitsdien de eer
uw uit te noodigen om die legplaats,
met inachtneming dat de Scheepvaart
niet daardoor gehinderd worde, te bepalen” etc.
Dat de scheepswatermolen er inderdaad komt, blijkt uit het feit, dat
de molen te koop of te verpachten was.
Zie onderstaande advertentie
uit de Marktberichten.
zaterdag
5 augustus 1848
Opnieuw richt Hartjes
(11-11-1848) een verzoek aan de gouverneur,
om in het winterseizoen
zijn molen in de Roerhaven van Roermond te mogen leggen.
Hij is bang, dat door ijsgang zijn scheepsmolen vernield zou kunnen
worden.
(3 november had hij reeds van B & W hier toestemming voor gekregen)
In het verslag
van 20 november 1848 van B & W vinden we onder punt 2:
“Aan den Raad voorlezing gedaan zijnde eener missive van J.H.
Hartjes, molenaar,
op de maas, daarbij verzoekende om deszelfs molen
voor het winterseizoen in de Roerhaven te mogen leggen,
en de vergunning
vragende om aldaar te mogen malen, besluit de Raad, dat aan gezegden
molenaar
zal worden te kennen gegeven, dat zijn eerste verzoek wordt
ingewilligd onder de uitdruk-kelijke
voorwaarden dat door hem het verschuldigde
havengeld worde voldaan, en de molen gelegd worde ter plaatse,
welke
door een lid van het stedelijk Bestuur hem hiertoe zal worden aangewezen;
doch dat wat betreft
de vergunning om aldaar te kunnen malen, de Raad
zich, bij het aanwezig zijn eener dergelijke om dit op de maas (Roer?)
te kunnen doen, niet bevoegd acht hieromtrent iets te bepalen, en hij
zich derhalve deswege tot de competente autoriteit zal hebben te wenden”
Echter ten aanzien
van de haven van Roermond heeft de ingenieur der waterstaat geen bevoegdheid
in deze,
en daarom vraagt Hartjes aan de Gouverneur, bij wie hij dan
wel moet zijn.
In een briefwisseling van 18 november staat, “dat de toestemming
tot het malen moet worden gegeven
door de administratie der directe
belastingen”
28 november ontvangt Hartjes post, waarin staat, dat hij zich moet wenden
tot:
“den Arrondissements-Directeur der Directe Belastingen enz:
te Roermond.”
Roermond
rond 1850 met links het veer
Of de scheepsmolen gemalen heeft in de Roerhaven, tijdens de winterperiode,
is mogelijk, echter een bewijs is er nog niet.
Wel worden op 4 maart
1849 twee pachters gevonden, t.w.: Theodoor Beckers landbouwer te Neeritter,
en Pieter Beckers molenaar wonend op de Haard bij Gladbach (Pruissen).
Ze pachten de watergraanmolen
voor één jaar, waarvoor
ze 288 gulden moeten neertellen.
Tevens staat in de notariële akte, dat de molen ligt “thans
te Roermond, in de maas, omtrent het Veer”
Hier volgen enige
artikelen uit de akte:
Alle veergelden van karren en voetgangers, die granen tot het malen,
naar de molen brengen, zijn ten laste des Verpachters.
Het verslijt van steenen, kammers, staven en schouffelen, is ten laste
der pachters; etc.
Alle andere reparatien die noodig zouden kunnen wezen zoo aan het schip
als aan de molen, zijn ter laste van den verpachter.
De aanpachters zullen verantwoordelijk zijn, voor alle schade die aan
de verpachte molen of werken,
door hun(ne) arbeiders zullen toegebracht
worden.
Ingeval de molen wegens hooge wateren, ijsgang, reparatien of alle andere
oorzaken,
vijf of meerdere dagen stil moet liggen, zal aan de pachters
door den verpachter, eene vergoeding gedaan worden,
in evenredigheid
van den pachtprijs en der dagen stilstand.
Nog voordat het
jaar om is, vinden we in de verslagen van B & W het volgende:
Op 19 februari 1850 ontvangt B & W bericht van de gouverneur, om
een commissie te benoemen
“tot leniging der nood der hulpbehoevende
ingezetenen die de slagtoffers zijn geworden der aanmerkelijke
verwoestingen
welke door den jongsten watersnood zijn veroorzaakt” etc.
Men besluit om in twee commissies verdeeld, een rondgang langs de huizen
te doen,
bepaald zijnde dat het College van B & W onderzoek zal
doen naar de behoeftige dezer stad,
welke als hier voren geleden hebben.
Kunt u zich voorstellen
wat er met de scheepsmolen van Hartjes gebeurd is!
Hier is duidelijk sprake van “Hooge Wateren”
en het vermoeden bestaat dat de molen
meer dan 5 dagen stil heeft moeten
liggen. Waarschijnlijk voor eeuwig.
Hoe Hartjes de pachters vergoed heeft, is onbekend. Of is de commissie
ook bij Hartjes langs geweest?
Hij woonde echter in Waldniel, maar er
is sprake, dat hij ook in Roermond woonde. Laten we het voor hem hopen.
10
hoge waterstanden bij Lanaken-Smeermaas, en Roermond: (schuin ?)
Lanaken-Smeermaas
(TAW) |
Roermond
(NAP) |
Roermond
(NAP) |
01.
1643: 48.21m |
01.
1740: 21.93m |
01.
1643: 22.04m |
02.
1799: 48.10m |
02.
1799: 21.84m |
02.
1799: 21.84m |
03.
1740: 48.04m |
03.
1926: 21.52m |
03.
1740: 21.80m |
04.
1926: 47.43m |
04.
1643: 21.13m |
04.
1926: 21.52m |
05.
1993: dec. 47.30m |
05.
1880: 21.06m |
05.
1995: 20.92m |
06.
1880: 47.23m |
06.
1995: 20.92m |
06.
1993: 20.85m |
07.
1995: 47.12m |
07.
1993: 20.85m |
07.
1880: 20.77m |
08.
1850: 46.92m |
08.
1920: 20.60m |
08.
1920: 20.60m |
09.
1993: jan. 46.74m |
09.
1850: 20.53m febr. |
09.
1850: 20.53m |
10.
1882: 46.71m |
10.
2003: 19.97m |
10.
2003: 19.97m |
De
werking van een schipmolen m.b.v. 2 schepen: (kan ook in één
schip)
Het water drijft door de stroming van de Maas/Roer het brede schoepenrad
aan.
De molenas die hiermede verbonden is, drijft op zijn beurt een
vertikaal geplaatst tandwiel aan,
dat het rondsel (bovenzijde tandwiel)
aandrijft.
Het rondsel drijft alléén de bovenste molensteen (oftewel
de loper) aan.
Het te malen product dat in de trechter zit, valt nu tussen de 2 molenstenen,
en omdat de loper over de ligger(ligt stil) “loopt”, wordt
het product gemalen.