Hoofdpagina

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

KALENDARIUM RURAEMUNDENSE
1500-1600
Door Ch. Ruijs - Janssen
2000

1500 1504 1505 1506 1513 1517 1528 1530 1531 1534
1538 1539 1542 1543 1545 1549 1554 1555 1558 1559
1565 1566 1567 1568 1569 1572 1574 1575 1576 1577
1578 1579 1580 1582 1584 1586 1592 1594 1596 1598
1599

 

1500:

Karel V te Gent geboren als oudste zoon van Filips de Schone en Johanna van Aragon en Castilie.
Een andere Karel is hier (Gelre) koning: Karel van Egmond.
Hij kwam in 1492 uit Franse gevangenschap naar Gelre en Zutphen en wordt enthousiast als landsheer ingehaald. Vanaf dan wordt hij Karel van Gelre genoemd.

1504:

Filips de Schone, door Maximiliaan van Habsburg overgehaald tot een energieke politiek tegen Gelre, verovert landen van Karel van Gelre.

1505:

Karel van Gelre onderwerpt zich aan Filips de Schone en belooft met hem mee te gaan naar Spanje, maar Karel vlucht in vermomming terug naar Gelre.

1506:

Verdrag tussen Lodewijk XII van Frankrijk en Karel van Gelre. Daarop steunend, begint hij de herovering van zijn hertogdom.

1513:

Verdrag tussen Karel van Gelre en Margaretha van Savoye, Landvoogdes voor Maximiliaan. Zij erkent hem als Hertog van Gelre en Zutphen.

1517:

Het ontstaan van het Protestantisme.(Luther)

1517:

Johannes Murmellius, geboren te Roermond in 1480, overleden te Deventer.
Jan Murmellius was in heel Europa bekend als Humanist. Hij was een vriend van Erasmus en pedagoog (Leermeester) van Karel V.
Hij onderwees de Schone Letteren in Keulen, Munster, Alkmaar en Deventer, waar hij in 1517 overleed. Hij liet tal van werken na (31). Het renaissance-ideaal om “tot de bronnen” te gaan, werd op de Bijbel toegepast.  De kritiek van de Humanisten op oude kerkelijke tradities en een grote voorliefde voor het heidendom werkte de reformatie in de hand.

1528:

Karel van Gelre erkent Karel V als erfgenaam voor zijn landen.

1530:

Karel V door de paus (Clemens VII) tot keizer gekroond.

1531:

De zus van Karel V , Maria, weduwe van de koning van Hongarije, wordt landvoogdes (1531-1555)

1534:

Karel van Gelre biedt Frans I van Frankrijk de opvolging in zijn landen aan.

1538:

Karel van Gelre wordt ook door de inwoners van Gelre en Zutphen verlaten en sterft verbitterd. (30-06-1538) Gelre en Zutphen komen nu aan Willem, Hertog van Gulik, Kleef,Berg, Mark en Ravenstein.

1539:


Inhuldiging van Willem van Gulik, Kleef etc. te Roermond.
Vraag: Wanneer werd Willem van Kleef ingehuldigd te Roermond als opvolger
van Karel van Gelre ?
Volgens Prof.Dr.W.Jappe Albertsin “Geschiedenis van de beide Limburgen I op 10 febr. 1538. Op die datum is in de archieven niets over een inhuldiging te Roermond vermeld.
(Res Gestrae I nr.1729: wel dat Willem, zoon van de Hertog van Kleef, Gulik en Berg, dan benoemd wordt als opvolger van Karel van Gelre.)
In het Gedenkboek van Roermond 700 jaar, blz.35, wordt 1539 genoemd. In Res Gestrae I nr.1736: Op 2 febr. 1539 inzegening te Venlo. In “Gelre, Bijdragen en Mededelingen VII blz.158 (Res Gestrae I nr 1724) wordt 1 jan. 1539 genoemd.
Dus moeten we er toch vanuit gaan dat 1 jan. 1539 de juiste datum is.

1542:

Uit: Heimatkalender Heinsberg 2000 (blz.101)
“Auswirkungen des Geldrischen Erbfolgekrieges in Stadt und Amt Geilenkirchen” door: Paul en Sigrid Krückel.
1542: Confrontatie legers van Keizer Karel V en Hertog Wilhelm V van Gulik, Kleve, en Berg.
Het ging om hun beider aanspraken op het bezit van het Hertogdom Geldern. Karel van Egmond (Gelre), kinderloos, gaf Gelre aan Koning Frans I van Frankrijk, omdat hij niet wilde dat het Hertogdom aan de Habsburgse Keizer Karel V viel. Daartegen kwamen de Gelderse Stände, in jan. 1538 in opstand, en verspraken, bij het verdrag van Nijmegen, het Hertogdom aan Hertog Johann van Gulik, Kleve en Berg. Daardoor was de Gulikse dynastie de sterkste politieke macht tussen Rhein en Maas geworden. Karel V zag midden in Europa landen samengroeien, die een direkte bedreiging voor de Habsburgse Nederlanden vormden. Karel V wist dat Hertog Willem van Gulik sympatie voor de reformatie had, waardoor het protestantisme zich zou kunnen uitbreiden van Sachsen tot aan de Zuiderzee. En toen Hertog Willem zich zelfs verloofde met een nichtje van de koning van Frankrijk, waardoor een alliantie met Frankrijk tot stand kwam, was voor Karel V de maat vol ! Een oorlog was onvermijdelijk. Uit voorzorg liet Hertog Willem zijn belangrijkste steden versterken, o.a. Jülich, Heinsberg en Sittard. Maar op 12 oktober viel Jülich en reeds op 16 oktober werd Heinsberg bezet door de legers van Maria van Oostenrijk. En ook een korte tijd Düren. Omdat haar legers getalsmatig niet in staat waren de gewonnen gebieden te behouden bleef het bij brandschatten van de overige steden en dorpen. En natuurlijk de gebruikelijke moord en doodslag. Een grote stroom vluchtelingen kwam op gang. De poging, begin 1543, van de Jülicher troepen, om Heinsberg weer terug te veroveren mislukte. Weer werden dorpen geplundert en huizen en schuren gingen in vlammen op. De kastelen en steden Randerath en Geilenkirchen branden af. Gillrath, Bauchem, Tripsrath, Hünshoven, Teveren en Scherpenseel idem dito. Eind augustus 1543 kon de Keizer met een versterkt leger ingrijpen. 24 augustus viel Düren, en andere steden gaven zich over.
Uit Res Gestae I Regest Sivré 2 sub 13 (GAR):
10 oktober 1542: De Staten van het Kwartier van Roermond schrijven aan de overige drie kwartieren te Nijmegen, dat zij niet op de landdag kunnen komen; dat zo spoedig mogelijk een voldoende aantal ruiters en voetknechten het Overkwartier uit zijn ellende moet komen verlossen; dat de Bourgondiers Düren en Hambach veroverd hebben en Jülich belegeren.
(1542)
Voorwaarden van een wapenstilstand tussen Keizer Karel V en Hertog Willem voor twee maanden, waarbij de stad Sittard tot onderpand wordt gesteld.

1543:

Uit Res Gestae I Regest Sivré 2 sub 13 (GAR):
10 maart: De stad Roermond schrijft aan de stad Nijmegen, dat het noodzakelijk is nog 1.500 krijgsknechten te werven, waarvan het kwartier Nijmegen 500, Roermond 400, Zutphen 300 en Arnhem 400 betalen zal, aangezien de vijanden waken en niet lang zullen stilliggen.
29 augustus: De magistraat van Roermond schrijft aan die van Arnhem, dat de steden Düren, Jülich, Sittard en Wassenberg, door de vijanden zijn ingenomen en zijn „opten aenstoet geseten is „.

1543:

1 september: Karel V bezoekt Roermond.

Uit Res Gestae III (GAR): Publications VI blz 412:
29 augustus: St.Jan Decollatio.
De stad Roermond geeft zich over aan Keizer Karel V.
Op zaterdag St.Gillesdag (1 september) komt de Keizer te Roermond en bezichtigt de stadsmuren. De stad zweert hem trouw. „ Ende is doegdelijk ende vruntelik van hunne gescheiden „.

Uit Res Gestae III (GAR): Tractaat Venlo blz.78 noot 90:
31 augustus: Vanuit zijn kamp bij Roermond vraagt Keizer Karel V zijn zuster de landvoogdes Maria van Hongarije voor overleg naar Weert te komen. Aangezien de mogelijkheid bestaat dat Maarten van Rossem, die in Venlo was, de Maas zou oversteken, moet Maria de Keizer mededelen hoeveel manschappen zij nodig dacht te hebben. Maria wilde naar het kamp van de Keizer komen. Karel stond dat niet toe. Op 3 september voerde Karel en Maria overleg in de stad Weert.

Uit Res Gestae III (GAR): Archief Staten Overkwartier nr.501:
24 september: Formulier van de eed, gedaan door Renier van Chalon, Prins van Oranje, als Stadhouder van Karel V.  Formulieren van de eeden, gedaan door de Graven van Barlaimont en van van den Bergh.

1543:

7 september: Vrede van Venlo: Einde Gelders-Gulikse oorlog.
Hertog Willem van Gulik moest afstand doen van Gelre en Zutphen, en verplichte zich de Katholieke religie te behouden. De Keizer verliet daarop alle steden in het Hertogdom Gulik, behalve Sittard en Heinsberg, die hij voorlopig als pand behield.

1545:

Concilie van Trente (Paus Paulus III)
(Waar genealogen heel blij mee zijn, want toen moesten de priesters alle huwelijken en geboortes gaan registreren !)

1549:

Maria van Hongarije in Roermond.

Uit: „Gedenkboek 700 jaar Roermond“ Blz 38
„Wij herinneren er hier aan, hoe zij (Maria van Hongarije, Landvoogdes, zus van Karel V) in den zomer van 1549 in Roermond met veel staatsie ontvangen werd. Naar „alder gewoente“ kreeg zij een „wellekom“ van de twaalf groote tinnen kannen vol kostelijke wijn, welke in de wandelingen „De Twaalf Apostelen“ genoemd werden. Ook werden er op de markt heel wat teertonnen op staken als vreugdevuur verbrand.

Philips II in Roermond:

Op 21 oktober werd Philips II al tot heerser over het Hertogdom uitgeroepen, te Roermond:
„Op die dag begaf de Vorst zich eerst naar de Grote-Kerk (St.Christoffel) waar hij de Plechtige Mis bijwoonde. Na afloop vertoonde hij zich op de Markt. Daar legde hij de eed af, staande op een met rijk tapijtwerk bekleed podium en ontving de titel: Hertog van Gelre. Vervolgens werden grote hoeveelheden gouden en zilveren munten door de wapenkoningen onder het volk uitgestrooid. De dag werd besloten met vreugdevuren en publieke vermakelijkheden“

1554:

1e grote stadsbrand Roermond:

Uit: De brand te Roermond in Juli 1554.Door J.S.van Veen.
Limburgs Jaarboek X-1.(1904)

„Den 16 juli 1554 ontstond te Roermond een hevige brand die het voornaamste rijkste en beste gedeelte der stad vernielde en den 25 dezer maand werden de muren en schoorstenen, die nog stonden, door een hevige wind omver geworpen, waardoor de stad in grote armoede verviel.“ (brief van de stad, aan den stadhouder van den 6 augustus 1554) Nijmegen zond 100 Ridderguldens en Gelder 5 wagens met levensmiddelen.

Volgens Drs.J.G.C.Venner telde Roermond ongeveer 1300 huizen waarvan er omstreeks 950 afbrandden.

Fragment uit een brief van de Magistraat van Roermond aan het Hof. Vrijdag 20 juli 1554.

„… hoe grote ellende, jammer, moord en brand verleden Maandag binnen deze arme, vernielde, Zijne Koninklijke Hoogheid, onser allergenadichste heren, stad Ruremunde aangericht is, in twee delen, zoals het hart en belangrijkste der stad, en verder het meerendeel van het goede, welke niet te schatten is, daarin met grauwzaam en heftig vuur zijn omgekomen. Daarentegen ongeveer het derde deel, zijnde het armste, is blijven staan, zoals U.W.E.en L. het meeste van die gebeurtenis u wel bekend zal zijn. Want het belangrijkste van de Neerstraat, de hele Brugstraat met de voorstad over de brug, de stads-toren, alle huizen op de markt, de Moederkerk met de voorstad bij die plek, de hele Swalmerstraat met het Carthuiserklooster tot en met de Muurkenspoort, de hele straat van de voogdij beginnende met Johan van Loms huis, Heilige Geestkerk, Regulierenklooster, de Steenweg, Schoenmakerstraat, en wat daar aan grenst; idem de Visserstoren, Klokkentoren, Goude toren, Werner toren en verder meer anderen, aan die kant gelegen, uitgebrand. En zijn de burger-huizen en kerken allemaal tot op de grond afgebrand en weinig goederen gered kunnen worden, want de brand tijdens de grote droogte en deze sterke wind heeft iedereen zeer snel en onverwacht overvallen ."

Fragment uit Brief van het Hof (Arnhem) aan de regentes:

„ Allergenadichste vrouwe, Wij nemen aan, dat Uwe Majesteit wel vernomen zal hebben van de vreselijke brand, die op de 16e dag van Juli laatstleden te Ruremunde heeft plaats gehad, die welke zo groot geweest is, dat drie van de vier delen van de stad  met de grote en collegiate kerk en alle kloosters, behalve het Munster en de Cruysbroeders, geheel afgebrand zijn. Welke drie delen de rijksten van de stad waren, terwijl het vierde-deel, dat is blijven staan het armste kwartier is. Daarna zijn door de grote storm op St.Jacobs dag laatstleden, veel gevels en schoorstenen, die waren blijven staan, omgestort en in de kelders gevallen, zodat op die zelfde dag, voor meer dan om 25m gulden schade geleden is. Bovendien heeft men 13 personen op deze, en eerdere dagen dood gevonden.“ (Enz.)

Brief van de drossaert der stadt en land van Heusden,

24 okt.1554:

„ Ik Gheryt Spierinck van Well, drossaert van stad en land van Heusden, wil u mededelen, dat ik namens de Roomse Keys.Majesteit, unze allergenadichste heer, hier heb „geapprehendiert“ en verhoord genoemde drie delinquenten en „quade doenders“, waaronder er een is geweest genaamd Gerit, zoon van Jacob Haekenn, geboren in Gemert, alias Schell van Gemert, die, nadat hij door de scherprechter ondervraagd was,  buiten veel en meer andere kwade feiten van moord, moordbranden, straatschenden, kerkberovingen en dergelijke  bekend heeft, „ongeheckt, ongebonden ende buyten pyne“, dat hij raad en daad gegeven heeft tot moortbranderij van de stad Ruremunde, zoals zal blijken bij het laatste artikel van zijn bekentenis, die welke voornoemde Scheel met zijn eigen hand en naam onderschreven en ondertekend heeft, welk artikel hier onder volgt:
Op de drie en twintigste September vijftienhondert vier en vijftig, heeft Scheell van Gemert, geexamineert en ondervraagd over het moordbranden van de stad Ruremunde, verteld en bekend, dat hij deze zomer, omtrend de oogst, bij Ruremunde geweest is en geadviseerd en geholpen heeft, bij de voornoemde moortbranderij, waarbij ze met zes personen waren, zoals hij, Scheel voornoemd, Jan Rijcks van Oosterwijck, Steffel Quartel, Derick van Schalckwijck, de herder uit Zeelandt, Corthans van den Schluys, en dat zij op drie plaatsen de poppen hebben gelegd: een aan de muur in een hoog huis achter de kerk, de tweede achter ´t monnikkenklooster in een berg, de derde daarnaast in een klein stroo-huisje, en dat alles is gebeurt in de nacht tussen elf en twaalf uur. En dat de brand de volgende dag tegen de avond aangestoken werd; dat Corthans, Derick van Schalckwick en de herder die aanslach gepleegd hebben en dat Corthans het geld toonde, waarvan hij vertelde dat hem dat gegeven was, omdat te doen; en dat hij niet eens in de stad geweest was, maar samen met Rijx en Quartel, hebben ze die nacht het leer bewaard, waarmee de anderen over de muur aan de Maaspoort zijn geklommen.
Ondergetekend aldus: Ik Gerit Jacobssoen beken dat dit zo is gebeurt.
Ter oorkonde heb ik Gherit Spierinck van Well, drossaert voornoemd, mijn zegel hieraan gehangen in het jaar vijftienhondert vier en vijftig op de vier en twintigste dag in October.“

1555:

Philips II koning.

1558:

Karel V sterft in het klooster van San Yuste in Spanje.

1559:

Roermond werd aangewezen als zetel van een gelijknamig bisdom, ressorterende onder het aartsbisdom Mechelen. Dat juist Roermond werd uitgekozen zou mede te danken zijn geweest aan het feit dat kort te voren, in 1554, de stad door een brandramp getroffen was. Op deze wijze hoopte men de zo zwaar geteisterde stad weer op de been te helpen.(Paus Paulus IV)

1559-1565:

Het verzet van de hoge adel. Traditioneel gelden drie leden van de Raad van State als initiatiefnemers tot het verzet tegen de politiek van Filips II. Het zijn: Lamoraal, graaf van Egmond (1522-1568), Filips de Montmorency, graaf van Hoorne (Horn) (1518-1568) en Willem van Nassau, Prins van Oranje (1533-1584)

1565:

Afkondiging in de Nederlanden van de besluiten van het Concilie van Trente, zij het met de nodige reserves. Hierdoor kan in de Nederlanden de Katholieke Reformatie (Contrareformatie), zij het aarzelend, op gang komen. Waar deze Katholieke Reformatie heeft kunnen doorwerken, is de bevolking in hoofdzaak Katholiek gebleven.

1566:

10 aug.: Begin van de Beeldenstorm.
De Beeldenstorm in Roermond stelde, in vergelijking met veel andere steden, eigenlijk niet zo veel voor. Behalve op 4 oktober, en dan ook allen nog maar in de parochiekerk,(de andere kerken bleven gespaard) werden er beelden vernield.
Er waren wel „ketters“ in de stad, maar dat was meer een protestbeweging tegen de macht van de machistraat en de kerken en kloosters. (Niet zo zeer tegen de kerkelijke leer) Dat protest kwam voornamelijk uit de benedenlaag van de bevolking, ondersteund door enkelen uit de midden-en bovenlaag. Het was meer een sociale dan een kerkelijke opstand. Daarom had Maria van Hongarije ook niet ingegrepen, omdat ze bang was voor een „burgeroorlog“. Alva pakte het later met zijn Bloedraad heel anders aan: met alle gevolgen vandien !

Uit:“De Beeldenstorm in Roermond“ door J.G.C.Venner
Op vrijdag 4 october werd tijdens of na een begrafenis van een van de Calvinisten, een brief van Hendrik van Brederode, heer van Vianen, en Floris van Palandt, graaf van Culemborg, voorgelezen door Henrick van Wessem, een gegoed wijnhandelaar, die beschreven hoe de houding moest zijn ten aanzien van de nieuwe religie en de ingevoerde predikant. Dat had tot gevolg dat zich na de begrafenis een aantal calvinisten in de parochiekerk liet opsluiten. „Zij haalden alle beelden naar beneden en vernielden het houtwerk; zelfs graven werden opengebroken. Een deel van de ontheiligde beelden werd in de kerk verbrand. De volgende morgen liet Jacob Cratspot de beeldenstormers weer uit de (gesloten) kerk. Peter Tessers schonk hen een ton bier zodat zij weer op kracht konden komen. Henrick van Wessem zorgde voor voedsel en Arnt Martels droeg vlees aan. Voor hun daden werden de beeldenstormers bovendien betaald door Dederick Stelt. Wolter Schrijnemaeker, Godert van Weert, Oth van Tegelen, Peter Layemaecker en Jacob van Anraedt droegen beelden van het Driekoningenaltaar naar de degenkamer, waar ook zij aan de vlammen werden prijsgegeven. De beelden van het Heilige Kruisaltaar werden op bevel van de meesters van het schrijnwerkersgilde meegenomen naar de gaffel, om het zelfde lot te ondergaan.“ „Terwijl elders de beeldenstorm vaak het begin aanduidde van het actieve verzet tegen de bestaande religieuze en politieke macht, had de kerkschending in Roermond meer het karakter van een afsluiting, een kroon op het werk van verzet tegen de kerk en de magistraat. Tekenend hiervoor is de late datum van de beeldenstorm en het feit dat deze plaatsvond toen de calvinisten in de hoofdstad van het Overkwartier reeds het heft in handen hadden genomen. Mede hierdoor had de beeldenstorm dan ook meer het karakter van een „zuivering“ van de kerk ten einde deze helemaal geschikt te maken voor calvinistische diensten.“ „In de nacht van 1 op 2 juli (1567) preekte Henricus Dibetz in de nabijheid van de stad. Hij had een groot gehoor, waaronder vele Roermondenaren. Toen de schout en burgemeester Gerard Kremer dit vernamen lieten zij de wacht versterken en de poorten sluiten. De van de nachtelijke preek terugkerende Roermondenaren vonden aldus de toegang tot de stad versperd.“

„Kroniek der Stad Roermond van 1562-1638“ Door Friedrich Nettesheim
Blz.79:
„Int beginsel van Junius desselvigen jairs 1567 syn uyt Ruremunde ongeverlich 500 vande ketters, om die prediche te hooren, uytgegaen. De catholicke sloeten die porten toe, sy daer naer wedercomende, verwonderden hun vant sluyten der porten, begeerden die geopent ende hun ingelaten te werden. De catholicken antwoorden, hun voir geene borgers te kennen, sy wederom versochten ingenomen te werden, om by hunne vrouwen ende kynders te moegen comen, maer de catholicken (soemen seyt) hebben hun de vrouwen ende kynders vande muyren affgelaten, sonder hun te hebben willen aennemen.“

Uit:“De Beeldenstorm in Roermond“ door J.G.C.Venner
„Uiteindelijk werden 101 Roermondenaren vanwege calvinistische sympathieen en rebellie verbannen met confiscatie hunner goederen. Waren in 1567 reeds twee beeldenstormers gevlucht, op 17 mei 1569, toen Lindanus zijn eerste synode hield, wisten ook de anderen uit de gevangenis te vluchten. Omdat zodoende alle verdachten buiten de stad een veilig toevluchtsoord hadden gezocht bleef alleen verbanning met confiscatie van de goederen over als gepaste straf."

1567:

Weer pest in Roermond.

1567

22 aug.: Intocht van Don Fernando Alvarez de Toledo, Hertog van Alva (1507-1582) in Brussel.“Die alde Spaenjarts waeren sterck 9000, d´Italiaenen 7000, noch andere natie 1000, lichte perden mitte lanchiers 400“.
Bloedraad:
September: Instelling van de Raad van Beroerten (onlusten); door het volk Bloedraad genoemd. Met als voorzitter Alva.
Ongeveer 1100 doodvonnissen van de Raad zijn voltrokken, ongeveer 9000 personen komen voor op de confiscatielijsten (wegens executie, verbanning of veroordeling bij verstek).

1568:

Gewoonlijk geeft men aan Heiligerlee de eer plaats geweest te zijn waar de tachtigjarige oorlog een aanvang nam (in Mei).
In feite echter heeft reeds op 23 april 1568 het eerste treffen in de buurt van Roermond plaats gevonden. Dat was te Dalen (= nu Rhein-Dahlen), thans onmiddellijk over de Duitse grens.

BEGIN 80 JARIGE OORLOG:
Uit:„Kroniek der Stad Roermond van 1562-1638.“

    Door Friedrich Nettesheim.

(Blz.84:citaat uit een kroniek Weert)
„1568, april 21, swoensdags ende op witte donderdag vergaderde Jan Ressen, eenen kapitein van Weert ende nog eenen kapiteyn van buiten, geuse krijgsknechten te Weert ende voorts in alle steden, waer geusen waren, om den prince van Oranien te dienen tegen den koning. Op goeden vrydag trokken zij uit Weert naar Roermunde ende eischten die stad op. Er was zeer weinig volck in de stadt, want zij waren uitgestorven ende vorts uit gevlucht voer de pest, die daar zeer groot was gewest. Maar nogtans verweerden zich die knechten, welke daar in waren, zoo dapperlijk, dat het wonder was om zeggen. De geestelijckheid ging mit op de muren ende verweerde sich oock zeer dapperlijck; der vrouwen klosterzusters, die uit mogten gaan, brachten aarde ende steenen bij, ende men schoot zoo vreeslijk uit de stad, dat er buiten veele geusen bleven, doch van binnen bleef er slechts een man. De geusen weken dus van de stad ende trokken naar Dalen. Ondertusschen kwam eene groote menigte Spanjarden de stad te hulp; sij trokken terstond na ende omringelten de geusen bij Dalen in het veld ende sloegen bijna allen dood, zoo dat er weinige ontkwamen. De kapiteyn Jan Ressen was in Dalen gevlugt, maar hij werd gevonden ende met drie lancien deerlijk doerstoken. Oock sommige van Weert zijn wonderlijck ontkomen; zij kwamen te Weert, maar moesten de stad ten euwigen dage vluchten, om dat zij tegen den Koning gedient hadden. Naar Roermonde trekkende hadden de geusen stricken mede genomen, waar zij alle geestelijken mede wilden wurgen, als ook een ton vol scapulieren, om diegenen, welke zij niet wurgden, te bespotten. Dese stricken ende scapulieren werden gesonden aan Alba, welke zij sond verders aan koning Philipp“. De aanslag op Roermond, die op den 23sten April, tegen den raad van den prins van Oranje, plaats had, werd hoofdzakelijk ondernomen door slecht gewapende en niet georganiseerde troepen, waaronder vele vlugtelingen, die de graaf van Hoogstraten in het Gulikerland verzameld had. De Spanjaarden onder don Sanchez d´Avila en den graaf van Ladron verdreven den vijand van Roermond en bragten hem op 25 april bij Dalen in het Gulikerland eene volkomen nederlaag toe.
(Van Meteren III boek bladz.42. Bor IV boek bladz.234. Groen van Prinsterer III bladz. 341.)“
Blz 84: Kroniek Roermond.
„ Op st.Georgijdach nae paesschen hebben die geusen sich ontrent Steyn opder Maesen vergadert, die stadt Ruremunde onversiens berant, in meyninge die selve aff te loopen ende te eroveren, etliche der stadt poorten affgebrandt, de welcke ein eers. Magistraet inder ylen mit groote costen heeft op maecken laeten. Edoch die burgeren mit den chryschluyden de geusen gekeert ende gedwongen die vlucht te moeten nemen. Des anderen daechs nae Georgij syn etliche benden lichte peerden mit vyff vendelen Spanjarts ende twee vendelen Hoichduytschen den voirscr. Vluchtigen geusen bis totte stadt Ruremunde gevolcht, alwaer sy des nachts verbleven, den welcken die burger alle hunne costen, soe wel voirden peerden als den minschen, mit overvloedicheit van wyn verschaffen moeten, dyen dach ende nacht aen oncosten gehadt meer dan 4500 gulden brab. Den selvigen criechsluyden (soe vermeint waeren, stracx doir de stadt te trecken, om den vyandt te vervolghen) een groote quantiteit van wit-ende bruynbroot mit wyn ende byer opden merckt moeten brenghen, om t´doirtreckende volck damit te spysen ende voirts op kharren ende wagens mit genomen ende daer aen oncosten gehadt over de 300 gulden brab. Ende naer dat den vyandt voir Daelen geslaegen was, syn den 26 des maendts Aprilis die vyff vendelen Spaenjaerts (daer van don Sansio Londoni coronnel ende Francisco Valdez synen lieu-tenant was) mit veel gevangens weder op Ruremunde gecomen, den welcken gevangens ein eers. Magistraet, soe langh sye inde stadt geweest, mit den gemeynen criechsluyden (die burger ierstlich seven daegen lanck) allen notturft van cost ende dranck ende overvloedelich mit wyn hebben moeten versorgen ende daer naer noch ongeverlich eene maendt den Spanjarden gelogeert ende mit swaerlichen servis accommo-deert, biss dat ten lesten twee vendelen opden Graeve ende daer naer noch drye vendelen naer Venloe vertoegen syn, die de stadt op irhe costen daer heeft moeten doen bringen ende is sekerlyck, dat die stadt ende burgeren aende voirscr. Vyff vendelen (de vracht inbegrepen) over de 3526 gulden brab. Costen gehadt hebben. Ende alsoe den printz van Oragnien van over den Rhyn was comen ende sich gesterckt, om over de Maese in Brabant in te vallen, is de coronnel Billy int leste van Augusto myt vyff vendelen Welsche n bynnen Ruremunde gecomen ende den hopman Broickhuysen doen vertrecken. Ende dweil die knechten geen gelt en hadden, hebben die burgers hun ierst acht daegen lanck sonder ordonnantie allen notturft ver-schafft ende daer nae mit ordonnantie den cost oft drye st. sdaegs verstreckt. Ende soe tselve den burgeren te swaer viel, heeft ein eers. Magistraet den selven knechten commissie van broot, boter, keess ende byer uytgedeilt, welches der stadt gecost (boven dat de borgeren versorcht hadden) meer dan 1322 gulden brab. Ten selvige maele heeft den hertoch van Alva op Ruremunde gesandt etliche veel vendelen pionniers, die den burgeren ende den voirsteden grooten hoemoet (= aldadigheid,moedwil,petulantia) aengedaen ende in schade gebrocht mit moetwillich breken ende vernielen over de 3567 gulden brab. Boven desen soldaeten ende pionniers is noch bynnen Ruremunde gelacht een bende italiaensche ruyters, daer van Nicolas Basta capitein was, dennen die borgers oick de costen, soe wel voorde peerden, als die ruyters hebben moeten versorgen ter sommen wel van 1800 gulden brab. Mit desen chriechsvolck ende pionniers heeft den coronnel Billy etliche der stadt porten onderstaen toe te bollewercken ende die vorsteden mit einer schantzen omringelt, damit dat die burgerie ende negst gesetene onder-daenen deses Overquartiers seer gemolesteert syn geweest. Heeft insgelicx der stadt thoerens gemeinlich al dackloos gemaeckt ende twee aensienliche hooge thoerens (daer van men groote werhe solde hebben konnen doen) totte leeghde vande stadt muyren affgebroecken, daer mit de stadt seer geschendt ende veroneert ende in schaeden over de 6600 gulden brab. gebracht. Item als den printz van Oragnien a° 1568 in den herffst duer der Maesen getogen, syn ierstlich die Ita-liaensche ruyters ende daer naer den coronnel Billy van Ruremunde naer tleger voir Maestricht getogen, synde die pionniers voir gegaen. Ende as den hopman Ruyr doir ordre vanden grave van Meghen mit syn vendel weder bynnen Ruremunde in besattunge gestelt, soe langh aldaer gelegen biss sy affgedanckt worden. Die stadt ihm by gebreke van leeninghe voirgestreckt 150 gulden, die den soldaeten voir den Grave affgetogen, doch de stadt nyet becomen. Daer beneffens inde chrisdagen is der ritmeester Brempt mit syne compagnie ruyters bynnen Ruremunde gecomen, daer gelegen biss naer lichtmisse, dat sy naer Vrancryck getogen. Van fouragie nyemanden iet gegeven, soo dat de stadt ende burger daer aen schaede gehadt over 600 gulden. Ende is daer nae de stadt Ruremunde sonder garnisoen geweest ende gebleven biss anno 1572, alswanneer die rebellen mit heimliche aenslegen etliche steden in verscheydene provincien erovert, ende om sulcx voir te bouwen, heeft een ers. Raedt der stadt Ruremunde op ihre costen ierstlich hondert soldaeten aengenomen ende einen maendt onderhalden. Dweil sy dan te continueren desses nyet machtich, hebben die selve oerers dienst ontslagen ende aen Co.Mats. hopluyden geschickt, dese hebben der stadt gecost 676 gulden.“
Blz.91:
„Den 4 Juni daer naer ontrent den avondt syn die graeven van Egmondt ende Horn, naer dat sy negen maenden tot Gendt verwaert waeren geweest, weder tot Bruessel gebracht ende aldaer int broothuis opden merckt  tegens over het raedthuis gestelt, syn by sententie ter doot verwesen worden ende syn volgents mitten sweerde executeert geweest.“  „ Ende op pinxteren avondt ontrent den middach tot Bruessel opden merckt, alwaer die stellagie daer toe geprepareert mit swart laecken bespreyt, in ombstandt van 22 vendelen Spanjarts, syn beyde die heeren onthalst worden ende hunnen hooffden etliche urhen up staecken gestelt tot exemple van eenen jederen.“
Blz.92:
„ Inde selve maendt July was eenen grooten hoop volcx onder den heer Villers byden anderen gecomen ontrent Daelen in Gulicker landt, de welcke eer sy sich in ordre hadden gestelt, vande Spanjaerts worden overvallen, derlich verstroeyt ende verslaegen.“

1568:

De Pest in Roermond.

1569:

Uit:“De Beeldenstorm in Roermond“ door J.G.C.Venner
„De doopsgezinden hadden zich in 1566-1567 geheel afzijdig gehouden van de beeldenstorm en ander geweld“. Toch liep het met hen slechter af. Bijv.: Op 3 oktober 1569 werd Jurgen Veltport gevangen genomen,gemarteld (op bevel van Alva)en kwam tot „bekering“. Op de rekbank zwoer Jurgien zijn geloof af en beloofde hij het katholieke geloof weer aan te nemen. Ook zou hij zijn nog ongedoopte kinderen volgens de katholieke ritus laten dopen. De Roermondse magistraat was blij met deze bekering van de doopsgezinde en verzocht Alva voor het teruggekeerde schaap om genade.Alva was tevreden met het strenge verhoor, maar tevens verbaasd dat de stadsoverheid Veltport niet had laten executeren, nu hij toch duidelijk schuld had bekend: onmiddellijk zou Jurgien door de scherprechter onthoofd moeten worden. Op 31 december 1569 werd Jurgien onthoofd en vervolgens als goed katholiek op het kerkhof begraven.“

1572:

23 juli: Bloedbad Karthuizerklooster.
(de Martelaren van Roermond) Onder Willem de Zwijger.
6 Oktober 1572 Roermond weer Spaans.

ROERMOND BEZET DOOR DE STAATSEN:

Uit: „De Martelaren van Roermond.“
Door Fr.Gijsbertus Hesse O.F.M.
23 Juli 1572:
„ Prins Willem van Oranje had op Duitschen bodem een leger aangeworven, bestaande uit 17000 ruiters en 7000 voetknechten. Met deze geweldige krijgsmacht trok hij den 8 Juli 1572 bij Duisburg over de Rijn, om Gelderland en verder Brabant en Vlaanderen aan Spanje´s oppergezag te ontweldigen. Den 17 Juli verscheen een trompetter voor de poorten van Roermond, om in ´s Prinsen naam de stad op te eischen. Verscheidene welgestelde burgers waren reeds met have en goed naar Wassenberg en Heinsberg gevlucht. Daarenboven bevonden zich in de stad vele geuzen. De burgerij weigerde echter zich over te geven. Toch was zij niet zonder vrees en vroeg dus aan Montesdoca, gouverneur van Maastricht, om hulp, welke zij eerst geweigerd had te aanvaarden. Weldra kwamen er 140 manschappen ter verdediging aan. Oranje, die zich inmiddels den 21 Juli op het kasteel Hellenrade, slechts drie kwartier verwijderd van Roermond, gelegerd had, zond daags daarna nogmaals een trompetter met de vraag, of de stad zich alsnog wilde onderwerpen. Vergeefs ! De kleine bezetting, onder het bevel van den jeudigen Jan van Barlaymont, Heer van Floyon, en het meerendeel der burgers wilden liever den strijd aanbinden. Tegen middernacht begon de belegering. Vijf bloedige bestormingen volgden elkaar op. Het garnizoen bood dapper tegenstand. Tegen den morgen echter werd er verraad gepleegd. Terwijl de stad aan de eene zijde aangevallen en verdedigd werd, openden eenige „deugnieten“ - zoals Alva den 28 Juli aan den koning van Spanje schreef - aan de andere zijde de poorten voor den vijand, met wien zij heulden. Het kleine garnizoen, nu ook in den rug aangevallen, moest zwichten voor de overmacht.
(Professor Blok:“… de verovering tot ´s Prinsen bekommering, weder niet zonder moord en plundering, vooral van priesters en monniken, kerken en kloosters, kon geschieden en zoo weder, evenals dit in 1568 het geval was, een bedenkelijk gemis aan krijgstucht bij ´s Prinsen benden deed kennen.“)
Een schrikkelijk bloedbad werd aangericht. Goud-en bloeddorst en kwalijk verborgen godsdiensthaat gingen broederlijk hand in hand. De soldaten schenen geen menschen meer te zijn, maar duivels in menschengedaante of wilde dieren. Eerst stormden zij naar de woning van Bisschop Lindanus. Deze had nog geen eigen paleis, maar was voorloopig gehuisvest in het klooster der Reguliere Kanunniken. Ware de Kerkvoogd niet gevlucht, hij zou zeker als eerste slachtoffer gevallen zijn. Juist in dit vooruitzicht had de Herder zoo gaarne bij zijn kudde willen blijven, maar hij was bezweken voor het onweerstaanbaar en gebiedend aandringen der stadsregering. Nu koelde zich de woede aan zijn rijke bibliotheek, welke totaal vernield werd en aan zijne huisgenooten, van wie er drie – namelijk de Paters Arnoldus van Zomeren en Joannes van Gangelt en de leekebroeder Leonardus Leetgens van Swalmen – gedood werden. In het klooster der Karthuizers – op de Swalmerstraat gelegen en thans groot seminarie – werden negen Priesters en Diakens en drie leekebroeders op vreeselijke wijze omgebracht, terwijl de overigen zich slechts met moeite konden vrijkoopen of redden door de vlucht. Ook Paulus van Waelwijck, de secretaris van Bisschop Lindanus, vond er de gezochte martelkroon. Het Minderbroedersklooster in de Neerstraat had na het bezoek der beulen minstens één eerbiedwaardigen doode te betreuren. De Prior der Kruisheeren, Christophorus van Beesel, werd als een hond onder een kar vastgebonden. Overgeleverd zijn ons ook de martelingen, door den Deken der domkerk Theodorus Haen, door de beide kapelaans Bartholomaeus van Venraai en Godefridus van Stralen, door den Rector van Mariagaarde Joannes van Halen, door andere geestelijken en zelfs door godgewijde maagden onderstaan. „

Uit:„Kroniek der Stad Roermond van 1562-1638.“
Door Friedrich Nettesheim.

„…..Derwegen dat ein eers.magistraet der stadt Ruermunde den heer gouverneur van Maastricht om bystandt ende secours aengesonnen, der ihnnen drye vendelen toegesaght, dan allein ein van 140 soldaten toegeschikt, d´weil hy dandere wegen die monsteringe nyet soe ilents en konde affvherdigen. Soe baldt dattet voirscr.een vendele was incomen, is der printz van Oragnien aende Aldekerk opgebroecken, om Ruremunde sich gelegert, des nachts etlicke porten affgebrandt,  die soldaeten ende burger in stediger wachte gehalden ende alsoe opden derden dach des nachts ierstlich dryemael naerden anderen mit gewalt aengevallen ende besturmt ende daer naer noch inden morgenstondt op nieuws mit allen synen gewalt die stadt befallen ende soe eroevert, der burgeren, geistelicke ende weltlicke, veel erbarmlich ende insonders den Carthuser heren, doot geslaegen ende ombracht, die stadt gespolieert, veel gevangen ende geransonneert worden, oik eene nieuwe weth ende raedt aengestelt. Ende is de stadt in des princen gewalt gebleven biss totten 6 Octobris 1572, doen de prince selver daer uyt die vluchte weder genomen.“

1574:

De Pest in Roermond.

1575:

19 juli: Gilles van Berlaymont, stadhouder van Gelre en Zutphen te Arnhem zendt een plakkaat houdende bevel voortaan door het gehele land het jaar met 1 januari te doen aanvangen, met ingang van 1januari 1576. (Tot dan toe begon in Roermond het nieuwe jaar met Kerstmis.)
(uit:Regesten en Brieven 1574-1647  126-A-4 GAR)

1576:

nov.: Don Juan van Oostenrijk, een bastaard van Karel V wordt de nieuwe landvoogd.

1577:

Komeet:        (Kroniek Roermond)
„ In desen verleden leste daegen heeft sich des avondts weijnig een uhr nae den sonnen onderganck laeten sien eene starre aen den hemel ende scheen langer dan 4 uhren haeren loop nemende naeden westen mit einen schroomelicken langen stert van vuijrige straelen mit bloedvervigen damp vermingelt. De stert strekte sich naeden oesten, weijnigh hooger nemptlich oest suijdt oest ende nae gemeijnen oogenschijn was langer dan drije roeden, ende neichde sich villicht om seiner swaerte etwess nae dat ertrijck boochser wijse ende gaff sich uijttereen mit sijne straelen ende verschricklichen bloetvervigen damp, wie eijn geissel ofte roije: wat eijgentlich dese verschrickelijke starre bedeuden ende uijtbracht heeft, heeft der tijd genoeg geleert.“

1577:

Weer Pest in Roermond.

1577:

sep.: Don Juan afgezet verklaard. Aartshertog Mathias,broer van  de Duitse keizer Rudolf II, landvoogd.

1577:

8 okt - 4 jan 1578 : Beleg van Roermond door Oranje.
(Mislukt, ze kwamen er niet in !)
„Kroniek der Stad Roermond van 1562-1638“ Door Fr.Nettesheim

Op 21 juli kwamen 5 vendels Hoichduytschen van het regiment Pollwyler in garnizoen in Roermond. (Het Hoichduytsche regiment was een regiment dat voor de Spanjaarden vocht, en het Gelrische was Staats.ChR) Drie vendels werden in de stad bij de burgers ondergebracht, en twee vendels in de voorsteden. De burgers werd opgedragen voorraden voor een maand aan te leggen i.v.m.de te verwachte belegering. Veel burgers waren aan de pest overleden of de stad uitgevlucht.Het vendel van hopman Caterbach lag op het Buitenop.
4 Oktober:In de weert geplundert Jan Thielen op Homberg woonachtig ¾ schaap, 2 verckens en een ryndt.
5 Oktober kwam bericht dat de Spanjaarden in Luxemburg te voet en te paard onderweg waren met veel geld voor Pollwylers troepen in Roermond, om de Nederlanden te bevechten.
Op 7 en 8 oktober hadden de troepen van Pollwyler zich verzameld op de markt, maar hij wist ze weer te kalmeren. Ze besloten toen de stad te houden. Op 9 oktober kwam een trompetter in de stad: Of ze zich maar over wilden geven ?
Pollwylers antwoord: Hij zal de stad alleen overgeven op bevel van Don Juan. Als ze (de Staatsen) zin in oorlog hebben, kunnen ze die krijgen: van Spanjaarden, Italianen, Bourgoignons en Teutschen ´s Avonds hebben 9 vendels van de Gelrischen zich te Swaemen ende Hyllenraedt gelegerd. Die zelfde nacht Pollwyler met enkele schutters het Gelrische leger in Swalmen aangevallen. Niet veel uitgericht, enkele goede soldaten gesneuveld. En „der vrouwe van Hillenrae hoff byden huyse gelegen, aengesteken ende verbrandt worden“. In die zelfde nacht, toen de schutten om Asenray naar Hillenraedt trokken, hebben de Gelrischen van Swalmen de windmolen van de Voogd voor de Muerkenspoort (Venlosepoort) onklaar gemaakt. Tegelijkertijd hadden die Hoogduitsen veel hoornvee en over de 300 schapen van Herkenbosch en Melick binnen Roermond gebracht. De volgende dag ook nog alle vee van Merum, Herten en Ool en van Roer. Alle vee werd in Het Munster gezet. De dag daarna ook nog Horn en in het Ambt Montfort. Die zelfde dag weer een brief van Don Juan aan Pollwyler:“Ontzet binnen 3 weken.“
12 Oktober: In de namiddag zijn de Gelrische, waarvan men dacht dat ze vertrokken waren, vanuit Maasniel weer naar de windmolen van de Voogd getogen en hebben die toen in brand gestoken, en toen de Gelrischen weer in hun legerplaats waren, zijn de Hoogduitsen uitgevallen en hebben, als wraak over het in brand steken van de molen, diversen hoeven en gehuchten te Maasniel aangestoken. o.a. de Broekhin en de Hoff op de Wyher,(die vanaf die tijd dan ook de Brandeweyer heet)en alles wat tot proviant voor de Staatsen kon dienen vernietigd. De volgende dag heeft overste Pollwyler de Carthuyser-windmolen aan de Nieler-poort,(waar nu het station is) en de Abdissen-watermolen aan de Roer versterkt. En zo ging dat, dag in dag uit ! Ook de strooptochten (ter proviandering) gingen, schijnbaar ongehinderd door de Staatsen, dagelijks door Al die proviant was voor de soldaten, die hadden weldra meer en beter te eten dan de burgers, die dan ook weer eens in opstand kwamen. De huizen in de stad werden van loden dakgoten beroofd: om kogels van te maken ! o.a. Het wachthuis op de markt, de Minderbroeders-kerktoren en burgerhuizen.
Tussen 19 en 24 oktober was alles rustig bij de Staatsen. De Hoichduytschen hadden alle gelegenheid te provianderen: eerst Bracht, toen Vlodrop en Posterholt. Intussen de Abdissen-steyl versterkt i.v.m. de watermolens. Idem het vendel op Buitenop: een schants onder ´t grote bolwerk voor de St.Janspoort tot aan de Cattenthoren. 20 oktober: Pollwyler versiert „6000 ende etlicke hondert hollandsche keesen, uyt bringende viel duizent ponden, 56 tonnen herincx, 36 tonnen tarre, 7 tonnen boters, neffens etliche tonnen traens ende 7 kib stockviss,“ opgeslagen in het Karthuiserklooster.
Om te stoken waren er geen kolen meer, dus sloopten de Hoichduitsen maar de huizen van de burgers om te stoken !
Op 27 oktober heeft Pollwyler de Muerkenspoort toegebol-lewerckt, en de volgende dag de Ezelspoort (Molenstraat) weer geopend i.v.m. de toegang tot de watermolens. De Nyeler-poort ook toegebollewerkt. De volgende dag kwam er bericht dat de graeff van Hollach (= graaf van Hohenlohe) van onder Venlo zou komen om Roermond te belegeren. Dus werd er weer eens flink geproviandeerd, „tot veeler burger groote schaede sich gestalt.“ Die zelfde avond, na het sluiten van de poort, stuurden de Gelrischen een geblindeerde tromslager de stad in met het aanbod dat alle drie vendels Hoich-duytschen een solt van 6 maanden zouden krijgen als ze zich overgaven.
Dat werd afgeslagen. Die zelfde nacht staken de Gelrischen de Carthuseren-molen voor de Nyeler-porten gelegen in brand.
Op 29 oktober kwam weer een brief van Don Juan dat ze binnen 14 dagen ontzet zouden worden „mit versekeringe daerop vastelijck te vertrouwen.“
In die tijd hadden vier vendelen „knechten met seeckere ruyterie vanden vyandt“ zich gelegerd in Ool, Merum, Herten en Linne en aan de Boonenberch „een starcke wacht gehalden.“ Roermond werd dus van twee kanten belegerd ! Om zich nog meer te versterken werd er weer lood van de daken gesloopt, en een grote verzameling „polver, salpeter, swavel“ en andere artillerie-benodigdheden aangelegd. Op Allerheiligen kwamen nóg eens vijf vendelen bij die van Herten en Ool, en mocht er niemand meer de stad in of uit. Op 2 november werd er uit de voorraad in het Carthuyser klooster kaas en haring uitgedeeld aan de soldaten. (Dat gebeurde regelmatig, als de soldaten weer eens begonnen te protesteren of ongeduldig werden van het lange wachten op Don Juan.)  Vanaf 3 november lagen de Gelrischen ook bij de Kapel in het Zand, waar ze een brug over de Roer hadden gelegd. Ze hadden de stad compleet omsingeld, en de Hoichduyschen in de stad verwachtten dus ieder moment de grote aanval, maar die kwam niet. Pollwyler liet toen de beide voorsteden versterken en beval de bewoners met have en goed binnen de stadsmuren te gaan.
9 November: In de namiddag kwam er weer een geblindeerde trompetter van de Gelrischen de stad in. Ditmaal met een aanbod van 8 maanden soldts ! Weer gaf Pollwyler zich niet over. En hij wist zijn soldaten andermaal over te halen toch nog 14 dagen de stad voor Don Juan te houden. Ondertussen waren de Gelrischen uit Swalmen opgebroken en hadden zich te Maasniel en Leeuwen, dichter om de stad, gelegerd. Dagelijks werd er wel over en weer ge-schoten, en gescholden. De Staatsen scholden de Hoogduitsen uit voor :“ Moffmaffen, moesbuyck, khoedieff, bourenver-derver“ etc. (Toen al scholden de Hollanders de Duitsers uit voor „Mof“ ! Dat gebeurde in die tijd ook in Kampen ) Don Juan werd Dol Jenniske genoemd. De Hoichduyschen scholden de Staatsen uit voor „Conincx verraeders“. Ondertussen werd alle ijzerwerk, loden goten en allerlei hout van de huizen in de stad geroofd, vooral van de verlaten huizen. In november verschillende keren weer eens haring uitgedeeld. Pollwyler moest diverse malen met allerlei smoesjes de soldaten, die ongeduldig geworden waren over het uitblijven van Don Juan, kalmeren. De troepen besloten de stad nog tot St.Nicolaas te houden. Het geplunder en gesloop van de huizen van de burgers nam met de dag toe. Op 7 december verkondigde Pollwyler aan de burgers dat iedereen die niet genoeg eten meer had om de belegering, die nog lang kon duren, door te komen, de volgende morgen om 10 uur bij de Swartbroeck-poort moest komen om gezamenlijk de stad te verlaten. Ongeveer 50 jongens, meisjes, kinderen en enkele vrouwen verlieten de stad. Maar toen zij bij het Staatse leger kwamen werden ze weer terug gestuurd, want er bleek een vrouw bij te zijn die een brief voor Luxemburg bij zich had. Daarvoor had zij 12 rycksdalers gekregen van Pollwyler. Dat truucje was dus mislukt. Met een aanval van het Welschen leger op de Bonenberg als afleidings-manouvre, lukte het twee soldaten, met postduiven, door de linies te krijgen met een bericht voor Don Juan. Deze liet Pollwyler op de 12e december mondeling het bericht overbrengen dat hij binnen 10 dagen in Roermond aan zou komen. Met aan Spanjaarden, Italianen, Bourgoignons en Teutschen 3000 mannen, met twee zonen van overste Pollwyler, en de overste luitenant Blesy van Vegersheim. Pollwyler liet weer haring uitdelen, en de huizen werden verder „gesloopt“. Het Gelrische leger liet weer eens vragen of ze zich nog niet wilden overgeven en kregen als antwoord buskruid in een papiertje gewikkeld. Op de daaropvolgende schermutselingen vielen veel slachtoffers onder de Hoichduytschen. Ook waren er veel door de pest in de stad omgekomen. De brouwers werd verboden van het graan bier te brouwen: alles was nodig voor brood.
Op 4 januari 1578 kwam een brief van de zoon van Pollwyler Constantino, meldende dat het ontzet op handen was. En niet lang daarna kwamen een paar Spanjaarden binnen Roermond met het bericht dat de heer Hyerges, stadhouder van het vorstendom Gelre, in aantocht was. De volgende avond om ongeveer 6 uur heeft overste Pollwyler op alle torens, speciaal de Exterenthorn (=tussen de Kapel-en Maasnieler-poort) triomf-schoten afgevuurt, de vuurpannen in de straten aan laten steken, pekkransen op de hoge grauwe-en andere torens laten branden, en de kerkklokken laten luiden. De volgende morgen vertrokken de Staatsen over de Maas naar Venlo. En zo was het beleg van 13 weken op 4 januari 1578 afgelopen !
Het ontzettingsleger bestond uit 24 vendels voetvolk en 7 benden lichte paarden Spanjaerden, Italianen, Bourgoignons en Welschen, die ´s avonds in Echt gelegerd werden, om te provianderen, dichtbij Maaseyck en Susteren.
6 januari: Plunderingen door de Hoichduytschen, tot in Horn. Ook in Linne en Merum door de Spanjaarden alles in brand gestoken wat er nog over was van de boerderijen.
Op 7 januari met de tromslag omgeroepen, dat iedere burger vrij en ongehinderd weer de stad in kon komen en hun bedrijf en beroep als vanouds kon uitvoeren, ook de Gulichse en Luikse en alle andere ingezetenen van het heilige rijk. Aan de onderdanen van de heerlijkheden Elmpt, Cruchten, Swalmen en Besel: op de 9e binnen Roermond te verschijnen om de schansen en vestingen door de Staeten aangelegd, te komen slechten. Op straffe van de vuur (?) of andere zware straffen. De burgers werd bevolen de wegen te repareren.
10 januari: Luitenant Blesy van Vegersheim neemt kommando van de stad over. Overste Nicolas, vrijheer tot Pollwyler en Wilrethall etc. vertrekt met zijn 2 zonen Constantino en Rodolpho met zijn hofhouding en de Graaf de Lodron naar Don Juan.
De 12e januari zijn de Spanjaarden met het grootste deel van het leger naar het ampt Crieckenbeeck getogen, „edoch den Gulisschen dorpen als Tegelen, Kaldtkirchen, Bryel ende Bracht meer schaeden toegefuecht; al den Geldersschen, hebben sich selbighe mael oick tho Venlo aenden galgenberch laeten sien ende einen meulen daer aen gesteken ende damit van daer getoegen naer Kaldtkirchen ende voirt op Lobbroch ende soe voirt weder te rugge op Ruremunde ende hun in ierer vuerigen leger inden ampt Montfort gelacht, dat welck soe gantz uyt geten wass, hebben derhalven die Gulisschen dorperen te meer moeten lyden, tot dat sy den 21 january daer nae dat leger opgebroecken ende wederopwarts naar Lymborch vertoegen, als sy doch te voeren de stadt Ruremunde beneffens polver ende loot mit eene besondere quantiteit van weyt ende rogghe, soe inden lande van Gulich oick eynsdeils to Maseyck gegolden wart, nootturftelick voir etliche maenden geproviandeert hedden.

1578:

Jan.: Intocht Mathias in Brussel, samen met Oranje als zijn luitenant.

1578:

Vier „regeringen“ in de Nederlanden: Mathias en Oranje in Antwerpen, paltsgraaf Johan Casimir te Brabant, Anjou in Henegouwen en Don Juan met zijn veldheer Alexander Farnese, herog van Parma (zoon van landvoogdes Margaretha van Parma), in het Zuid-oosten.

1578

okt.: Dood van Don Juan.

1578-1585:

Parma´s successen in het zuiden.
Uit: Prisma Kalendarium Blz.79:
Prof.Geyl:“ Dat de opstand geenszins uitsluitend een noordelijke aangelegenheid was, maar integendeel het zwaartepunt vóór 1572 en van 1576-1579 juist in het zuiden lag; dat echter de veroveringen van Parma na 1578 het gebied der opstandelingen hebben beperkt tot de streek ten noorden van de grote rivieren en dat zo de onafhankelijke Republiek der 7 Verenigde Nederlanden is gegroeid, terwijl de Zuidelijke Nederlanden weer onder de gehoorzaamheid van de Spaanse Koning terug gedwongen werden.
Blz.81 „ In de gebieden, die door Parma veroverd werden, voerde hij de Katholieke Reformatie met kracht door. Deze gebieden zijn daardoor Katholiek gebleven; ook als zij later onder de Republiek kwamen (N.-Brabant, Limburg, Twente) had de protestantisering daar geen succes.

1579:

Unie van Utrecht.
Bij de Unie van Utrecht gingen de drie kwartieren van Neder-Gelderland in 1579 tot de Statenbond der Vereenigde Nederlandse gewesten over. Het Overkwartier Roermond bleef Spanje getrouw en heette verder Spaansch Gelderland.

1580:

Souverein Hof van Gelre van Arnhem naar Roermond.(Gerechtshof)

1582:

Invoering Gregoriaanse Kalender.
De Juliaanse kalender is in 46 v.C. door Julius Ceasar ingevoerd. De christelijke kerk nam deze over. Het Romeinse jaar had geen 365,25 dagen per jaar, maar 365,2422 dagen. Een klein verschil, maar na 128 jaar liep men dus één dag achter. In de 16e eeuw was het verschil opgelopen tot 10 dagen, zodat dit invloed kreeg op de start van de seizoenen op de kalender. In de pauselijke bul Intergravissima van 24 februari 1582 droeg paus Gregorius XIII dan ook op, om op donderdag 4 oktober 1582 de datum voor de volgende dag te laten verspringen naar 15 oktober 1582. Verder gelastte hij om de eeuwjaren die niet door 400 te delen waren niet tot schrikkeljaren te bestempelen (het jaar 2000 is daarom voor het eerst sinds 1600 weer een schrikkeljaar !)Maar het duurde nog enige tijd voordat deze werkelijk werd ingevoerd in de verschillende landen. In de Nederlanden werd op 10 december 1582 bekend gemaakt dat op 15 december dat jaar ineens overgegaan moest worden naar de 25e december. De Staten-Generaal, Zeeland en Brabant volgden deze instructie. Holland ging over van 1 januari op 12 januari 1583. In de Zuidelijke Nederlanden ging men van 20 op 31 december (Antwerpen) of van 21 december op 1 januari 1583 (Vlaanderen) over. Het bisdom Luik ging van 10 februari over op 21 februari 1583. De Katholieke landen volgden vrij snel de instructie op om over te gaan tot deze Gregoriaanse Kalender. Utrecht, Friesland en Drenthe pas in 1700 en 1701. Een deel van Duitsland en Denemarken 1700, Engeland 1752, Zweden 1753, andere delen van Duitsland 1776 en Rusland pas in 1918. Roermond was al op 15 oktober 1582 overgegaan (volgens Dhr.van Bree, GAR)
Uit: The Catholic Encyclopedia Volume III, Twente Genea-logisch 1998/1, Werken met Zeeuwse bronnen A´dam 1998.

1584:

10 juli: Prins Willem van Oranje wordt vermoord door Balthasar Gerards in Delft.
Albert van Oostenrijk landvoogd in de Zuidelijke Nederlanden.

1584:

Mislukte belegering van Roermond 1584:

Uit:Kroniek der Stad Roermond van 1562-1638
Door Friedrich Nettesheim  Blz.44:

„ De verschillende aanvallen door de Generale-Staten op eenige steden van ons land ondernomen, bijv.den 23 april 1591 op Stralen, bleven zonder gevolg. Ook ons Roermond zou in den zomer van 1584 door overrompeling genomen worden. Tot dit einde bracht de Graaf Philips van Nassau een korps van 1300 voet-knechten op de been, welke den 19 augustus te Nieuwklooster bij Goch te samen kwamen. Den volgenden dag trokken zij naar Roermond waar zij des nachts om 2 uur verschenen. Op het oogenblik dat de vijand de stadspoort met buskruid wilde doen uiteenspringen werd hij door den schildwacht ontdekt, die terstond eenige schoten loste en daardoor de bezetting te wapen riep. De vijand trok naar Swalmen en Asselt terug „een instrument gelijck aan een langen draagboom met twee ijzeren tanden en van boven met eenen ijzeren haack sterk beslagen, achter latende.

1586:

Parma verovert o.a.Grave, Venlo en Neuss.

1592:

3 dec.: Parma sterft te Arras (Atrecht)

1594:

20 augustus: Aanslag op Roermond door Philips van Nassau.
„ Den 20 augusti heeft Philips van Nassouwen eenen aenslach des nachts opde stadt Ruremunde gehadt, die hem gefailgeerd is, deur dyen hij merckte, dat men daer van verstendicht muchte syn, dweil duer bevel vanden gouverneur, den ridder Cigoigne, geene trommelen gereurt, dan ronde op ronde vuytgesonden wart ende de borgers mitte soldaten, sonder rumoer te maecken, vlitich int gewher waren.

1594:

aug. Heksen:
„ In desen jaere syn verscheydene wyver, soe van bynnen als buyten de stadt, soe der touverye halven gesuspecteert, doir der conincx mombour Melchior van Bentschup ende den scholtis, Gerardt Heysters, aengetast ende in diversche thorens gesat worden.“

1596:

Diverse maatregelen tegen verloedering, brand, en ziektes:
12 Juni:“ Wegens de slapte in den handel (door oorlogen ChR) leggen zich vele burgers op de boerderij toe, en maken de huizen tot schuren; hierdoor wordt de stad verwoest en onaanzienlijk. Voor ´t vervolg wordt verboden huizen aan de straat tot schuren in te richten, de heerenhuizen tot schuren ingericht, moeten hersteld worden in hun vorigen toestand. Wegens brandgevaar zal niemand in den oogsttijd de vruchten in keuken, kamers of op plaatsen, waar vuur gestookt wordt, leggen „
12 Sept: „ De burgers die op de straat onder hun vensters of elders varkensstallen hebben, zullen die afbreken, tot voorkoming van gevaarlijke ziekten.“
Andere maatregelen waren o.a. dat ieder gezin een leren emmer moest hebben, om te kunnen blussen, en mensen die Stads-rechten wilden hebben moesten 2 lederen emmers meebrengen. Melaatsen moesten in het melaten-huis (buiten de stad) wonen, en moesten een ratel hebben. Ze mochten drie keer per week in de stad komen bedelen. Huizen waar een pest-slachtoffer was werden onherroepelijk dicht getimmert, en de overige bewoners van dat huis moesten een paar weken de stad uit. Er was ook een Pest-huis.(Natuurlijk ook buiten de stad)

1598:

25 febr: Ridder Cicoigne, Gouverneur, tussen 2 en 3 uur s´middags, in Jufr.Baerll´s huis op de Swalmerstraat in Roermond, overleden.“Ende is den 2 Marty met grooter eeren begraeven inden Minrebrueren cloister.“

1598:

Filips II geeft de Nederlanden in hun geheel als bruidschat aan zijn dochter Isabella en haar man Albertus van Oostenrijk. (Huwelijk 18 april 1599 te Valencia)

1598:

Weer Pest in Roermond.
1400 burgers en bijna 100 kraamvrouwen komen om !

1598:

sept.:Filips II sterft en wordt opgevolgd door zijn zoon Filips III. (1598-1621)

1599:

“Den 1 aprilis is bynnen Ruremunde gecomen des Keysers neve, den Cardinael Andreas ende gelogeert geweest in jo. Baerl´s huys op de Swaemekerstraet, ende tegens syne aencomste heeft men alle de straeten gereynicht ende tvoirscr.huys daer tegens oick oprusten laeten; den 9 aprilis, goeden vrydach, vertrokken naer Venlo.